15.2. De bestuurder moet, bij het kruisen een voldoende zijdelingse afstand laten en, zo nodig, naar rechts uitwijken.
De bestuurder, waarvan het doorrijden belemmerd wordt door een hindernis of door de aanwezigheid van andere weggebruikers, moet vertragen en, zo nodig, stoppen om de tegemoetkomende weggebruikers doorgang te verlenen.
Als de tegenliggers niet omheen een hindernis zoals geparkeerde voertuigen rijden, moet je ze laten voorgaan.
Als die voertuigen gewoon op de rijbaan staan, is ze voorbij rijden een maneuver => voorrangsplichtig, zelfs tegenover weggebruikers die overtredingen begaan.