Een Eeklose vrederechter kan straks voor beroering zorgen in Vlaanderen met zijn uitspraak die afrekent met parkeerboetes - ook retributies of parkeerheffingen genoemd – in een uiterst gemotiveerd vonnis dat nieuw licht werpt op dit gevoelig thema. Wie een bonnetje onder zijn ruitenwisser vindt, weet meestal - te laat - hóe laat het is. En vraagt zich met gemengde gevoelens af of - en wanneer - hij dit zal betalen. En hoe hij het best wraak zou kunnen nemen op dat mannetje dat het hem gelapt heeft. Parkeerwachter is dan ook niet het meest geliefde beroep op aarde. Maar het lijkt erop dat vanaf nu velen serieus zullen overwegen of ze hun boete zullen, of nog beter: nog wel moéten betalen…? Door toedoen en de hulp van de Eeklose vrederechter kan die vraag straks vermoedelijk ook ver buiten het Meetjesland gesteld worden.
BELOFTE
Reeds eerder werden parkeerboetes door vrederechters afgewezen omwille van de wet op de privacy. Parkeerbedrijven hebben als vennootschap met commerciële doeleinden niet het recht om de identiteit van een overtreder via zijn nummerplaat te achterhalen, is de achterliggende redenering.
Deze problematiek werd na jaren uiteindelijk door de wet geregeld en parkeerbonnetjes worden inmiddels weer kwistig uitgedeeld en … knarsetandend betaald.
Toen vrederechter Jo Van De Velde (Wetteren) in september 2009 zijn voorganger Antoon De Groote opvolgde, beloofde hij zijn advocaten een rechtlijnige, eenduidige en sterk gemotiveerde uitspraak te zullen doen rond dit heikel thema. Want vóór die tijd had zijn voorganger systematisch de vorderingen van een parkeerbedrijf dat in diverse gemeenten van het Meetjesland bedrijvig is (o.a. Maldegem en Eeklo) systematisch toegewezen.
25 EURO
In februari vorig jaar was het dan zover. In een uitgebreid vonnis - 7 pagina’s lang - verwierp hij een parkeerboete van 25 euro die door een parkeerbedrijf tegen een man uit de streek was uitgeschreven (gemeente en bedrijf mogen we niet noemen, maar een goede verstaander kan het gissen), omdat hij zijn parkeerkaart niet had gelegd (of omdat de tijd erop verstreken was).
Het vonnis bleef al die tijd lang verborgen voor de publieke opinie omdat niemand van de partijen voordeel had om het bekend te maken. De eisende partij (als winnaar) niet en het parkeerbedrijf als verliezer niet, want plots werd daarmee gans hun verdere commerciële bestaan in vraag gesteld.
ORIGINELE ARGUMENTEN
Het was meester Rino Mariman (31) uit Maldegem, inmiddels met kantoor in Zottegem, die deze zaak van zijn cliënt voor de vrederechter verdedigde.
1. PHOTOSHOP
Visuele vaststellingen van de parkeerwachter, gestaafd door ter plaatse genomen foto’s, hebben geen bewijskracht volgens de vrederechter. Immers, in tegenstelling tot vaststellingen van snelheidsovertredingen en door het rood rijden bij middel van camera’s en flitspalen van de politie, is het fototoestel van de parkeerwachter niet geijkt, zoals de wet dat in die andere gevallen voorschrijft.
Met een digitaal fototoestel, zoals onder meer een parkeerwachter gebruikt, kan immers ‘gesjoemeld’ worden. De vrederechter suggereert het wel niet met zoveel woorden maar doelt duidelijk op het populaire ‘photoshoppen’¸ waarmee men een auto, gefotografeerd voor een huis in een doordeweekse Dorpsstraat in één moeite tussen de ijsberen op de noordpool kan toveren.
Verder wijst hij er op dat de (getuige)foto van de parkeerwachter niet bewijst dat de auto op de locatie staat waar dan een inbreuk bezig is, noch het precieze tijdstip van de vaststelling aangeeft.
“Immers zijn dit gegevens die door ieder willekeurig gebruiker op eender welk ogenblik kunnen gewijzigd worden en die zelfs volkomen fictief kunnen zijn, zonder dat aan de hand van de foto en de daarop aangebrachte aanduiding uit te maken is of de tijdsvermelding enige binding met de realiteit heeft.”(citaat vonnis)
Want zelfs als er op de genomen foto op elektronische wijze een datum en uur worden geprint, kunnen ook deze gegevens achteraf gemanipuleerd worden. Met andere woorden: het bestaan van de inbreuk is hiermee niet afdoende bewezen (“het kan gaan om een periode dat het gebruik van de schijf niet verplicht is…”)
De vrederechter besluit dat “eenzijdige vaststellingen van beweerde inbreuken, gedaan door een partij die er financieel voordeel uit haalt (met name het parkeerbedrijf), minstens moet gebeuren op een wijze waaraan niet kan worden getornd.”(citaat vonnis).
En, opvallend detail, hij suggereert zelf enkele mogelijke oplossingen hoe een parkeerbedrijf zou kunnen tewerk gaan om meer in regel te zijn, waaronder “het ogenblik van het nemen der foto’s laten vaststellen door een tweede persoon” (als getuige).
“Zodat”, zegt het vonnis, “de vaststellingen derwijze zijn dat zij met elkaar genomen het bewijs door getuigen en vermoedens vormen die de wet ter zake vereist.”
2. AFWEZIGHEID VAN OVEREENKOMST
Iets technischer wordt het als het vonnis stelt dat er tussen het parkeerbedrijf of de gemeentelijke overheid enerzijds en de autobestuurder anderzijds géén overeenkomst bestaat waarbij deze laatste zich zou engageren tot betalen wanneer hij parkeert in een reglementaire zone. Immers, een bewijs van bestaan van dergelijke overeenkomst is niet voorhanden en nergens was het bewezen dat de autobestuurder van een dergelijke overeenkomst voorafgaandelijk kennis had of kon hebben.
“Op zijn minst mag toch verwacht worden dat de burger kennis kan nemen van de voorwaarden (tarief) die van toepassing zijn op dit contract”, stelt de vrederechter.
Hij doelt hier dus wel degelijk op (het niet leggen van) een parkeerschijf.
“Nu wordt zelfs niet plausibel gemaakt dat de toevallige gebruiker zelfs maar moet of kan vermoeden dat er een (retributie)-reglementering van toepassing is, laat staan aan welke voorwaarden.”
Als er integendeel aan een parkeerautomaat een bonnetje moet worden genomen is deze vereiste (tarief) alvast op de automaat zelf af te lezen.
3. RETRIBUTIEOF BELASTING ?
De vrederechter gaat uitgebreid in op de vraag of de voorliggende retributie eigenlijk niet eerder een ‘belasting’ is.
Volgens de vrederechter is de kernvraag bij een door de gemeente opgelegde retributie dat deze op zijn minst evenredig dient te zijn met de kosten van de bewezen dienst.
M.a.w. het ter beschikking stellen van het openbaar domein (straat, parkeerplaats) houdt voor de gemeente een ‘kost’ in, maar in het hem hier voorgelegde geval wordt nergens aangetoond wat de werkelijke kost hiervan betekent voor de gemeente. Bij gebreke dus van een toetsing of de werkelijke kostprijs van deze dienstverlening in verhouding staat tot de gevraagde bedragen (25 € in dit geval) kan dit dan niet als retributie maar als een ‘belasting’ beschouwd worden, stelt de vrederechter.
“En deze moeten dan via andere kanalen (Min. van Financiën bvb.) maar zeker niet via deze rechtbank ingevorderd worden”, besluit het vonnis.