Vraag om uitleg van de heer Johan Malcorps aan de vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer over «de veiligheid van fietssuggestiestroken» (nr. 2-648)
De heer Johan Malcorps (AGALEV). - Een fietser die op een fietsoversteekplaats te Wilrijk werd aangereden, werd in het ongelijk gesteld door de politierechter omdat het niet om een officieel fietspad ging, maar om een zogenaamde fietssuggestiestrook. De fietser in kwestie moest dan ook voor de schade aan de auto en voor de gerechtskosten opdraaien. Naar aanleiding van dit ongeval en deze gerechtelijke uitspraak, worden nu terecht de nodige vragen gesteld bij de veiligheid van de fietssuggestiestroken. Deze stroken, die vroeger meestal enkel waren aangegeven met stippellijnen, maar de laatste tijd meer en meer ostentatief in het rood worden gemarkeerd, creëren in feite een vals gevoel van veiligheid. Automobilisten zijn verplicht te stoppen voor een fietsoversteekplaats op een officieel fietspad, dat wordt aangegeven met het gebodsbord D7, maar dus niet voor een oversteekplaats die niet meer is dan een fietsstrook.
UIT BOVENSTAANDE BEGRIJP JE AL DIRECT DE VERWARRING TUSSEN DE VERSCHILLENDE TERMEN? BLIJKBAAR ZIJN AUTOMOBILISTEN VERPLICHT TE STOPPEN VOOR EEN FIETSOVERSTEEKPLAATS OP EEN OFFICIEEL FIETSPAD? BESTAAT DAT? MAAR NIET VOOR EEN OVERSTEEKPLAATS DIE NIET MEER IS DAN EEN FIETSSTROOK???
IK BEGRIJP HIER DE BALLE VAN.
In de eerste plaats kunnen bij de interpretatie van de rechter vragen worden gesteld. In artikel 40ter van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op het wegverkeer, lezen we immers letterlijk dat "een bestuurder van een auto of van een motorfiets een oversteekplaats voor fietsers slechts met matige snelheid mag naderen teneinde de weggebruikers die zich erop bevinden, niet in gevaar te brengen. Zo nodig moet hij stoppen om ze te laten doorrijden".
WAAR STAAT DAT? DOORRIJDEN?
Bemerk dat hierbij geen sprake is van officieel erkende of aangegeven fietspaden. Het besluit gebruikt de algemene term `oversteekplaatsen voor fietsen'. In artikel 43.3 van hetzelfde koninklijk besluit wordt wel de link gelegd tussen fietspaden en oversteekplaatsen. Fietsers op een fietspad moeten de oversteekplaats voor fietsers gebruiken.
HIER WRINGT HET SCHOENTJE HEDEN TEN DAGE BIJ 95 PROCENT VAN DE FIETSOVERSTEEKPLAATSEN.
De interpretatie van de politierechter was dus blijkbaar dat een `officiële' oversteekplaats voor fietsers noodzakelijk een verbinding dient te vormen tussen twee fietspaden of deel uitmaakt van een officieel aangegeven fietspad.
HIER VALT MEN BLIJKBAAR UIT DE LUCHT EN BEWEERT MEN DAT DE POLITIERECHTER ZIJN INTERPRETATIE GEEFT.
GEEN INTERPRETATIE MOGELIJK? VASTSTAANDE FEITEN.
Er is ook een andere interpretatie mogelijk, namelijk dat artikel 40ter logischerwijze van toepassing hoort te zijn op alle duidelijk aangegeven fietsoversteekplaatsen, ook als ze niet direct aansluiten op een fietspad, bijvoorbeeld omdat dat, zoals het geval is op de Groenenborgerlaan in Wilrijk, zich nog in de ontwerpfase bevindt.
ER IS GEEN ANDERE INTERPRETATIE MOGELIJK . IETS IN DE ONTWERPFASE MAG NIET OPENGESTELD WORDEN VOOR HET PUBLIEK.
Kan de minister deze interpretatie volgen? Indien niet, is er dan geen nood aan een verduidelijking van de wegcode terzake of aan een apart verkeersbord dat fietsoversteekplaatsen aangeeft?
Daarnaast is er het probleem van de fietsstroken zelf.
SUGGESTIESTROKEN BEDOELT MEN.
Op officiële fietspaden mag de automobilist uiteraard niet komen, maar dat geldt niet voor fietsstroken. Vaak wordt immers met deze stroken gewerkt omdat er onvoldoende ruimte op de weg is en worden de automobilisten geacht ten dele ook op deze strook te rijden. Uiteraard blijft de bepaling uit artikel 40ter van kracht dat de automobilist te allen tijde een zijdelingse afstand van één meter moet laten tussen zijn wagen en de fietser. In andere gevallen wordt echter met fietsstroken gewerkt als tijdelijke oplossing, in afwachting van de aanleg van een volwaardig fietspad, of om budgettaire redenen. De verwarring wordt natuurlijk totaal als bepaalde fietsstroken door de rode markering beter ogen dan slordig aangelegde fietspaden.
Terecht wordt de vraag gesteld of ook geen minimale reglementering nodig is voor fietsstroken, ook los van de fietsoversteekplaatsen. Uiteraard is het beter overal volwaardige fietspaden aan te leggen. Men kan de bal dus terug doorspelen naar de wegbeheerders. In de praktijk zal dit echter door ruimte- of geldgebrek niet altijd onmiddellijk kunnen. Nochtans is er nood aan veiligheid en rechtszekerheid voor de zwakke weggebruikers.
Is het niet nodig minimale verplichtingen vast te leggen voor automobilisten met betrekking tot duidelijk aangegeven fietssuggestiestroken? De regel zou kunnen zijn dat deze stroken niet gebruikt worden door automobilisten, tenzij het niet anders kan, en dat fietsers op stroken voorrang hebben.
Bovendien is het misschien nodig dat minimum vereisten worden opgelegd aan alle wegbeheerders in verband met fietsstroken. In de eerste plaats moet men de wegbeheerder blijven stimuleren om te ijveren voor volwaardige fietspaden, behalve in zones waar langzaam verkeer de regel wordt en gekozen wordt voor meer gemengd verkeer. Fietsstroken zouden de uitzondering moeten worden en geleidelijk moeten worden omgebouwd tot wettelijk beschermde fietspaden. Tegelijk zouden de vereisten die gesteld worden aan fietspaden zelf, nauwer moeten worden opgevolgd.
In het andere geval moet worden nagegaan op welke plaatsen fietsstroken of -oversteekplaatsen een vals gevoel van veiligheid creëren en meer kwaad dan goed doen. Het supprimeren van fietsstroken en zeker van fietsoversteekplaatsen zonder meer, zonder dat er een fietspad of officiële oversteek voor in de plaats komt, is zeker geen goed signaal. Ik verwijs in dit verband naar de kritiek op het supprimeren van nochtans officieel wettelijk beschermde zebrapaden.
Welke keuzen maakt de minister terzake? Pleegt ze hieromtrent overleg met de gewestministers, met andere wegbeheerders en met de minister bevoegd voor het vervolgingsbeleid?
ANTWOORD VAN DE MINISTER IN 2002.
Mevrouw Isabelle Durant, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer. - Allereerst wil ik opmerken dat ik mij niet kan uitspreken over de aansprakelijkheid van de betrokkenen bij een ongeval. De rechter doet uitspraak over de grond van de zaak en heeft terzake soevereine beoordelingsmacht.
Ik zal wel de begrippen nader definiëren en in een reglementaire context te plaatsen. Daarbij verwijs ik naar het verkeersreglement, het koninklijk besluit van december 1975, en het reglement van de wegbeheerder.
De fietspaden worden aangeduid met een verkeersbord D7 of D9 of met overlangse markeringen. In de drie gevallen gaat het om volwaardige fietspaden, die geen deel uitmaken van de rijbaan en dus niet voor autoverkeer mogen worden gebruikt.
Wanneer een fietspad bij een kruispunt een straat oversteekt, gaat men ervan uit dat het fietspad doorloopt en gebruikt men de overlangse markeringen die een fietspad aanduiden.
(Als het fietspad langs een voorrangsweg gelegen is, heeft de fietser voorrang. Op fietspaden bij kruispunten met voorrang van rechts of op ondergeschikte wegen moet de fietser zich schikken naar de voorrangsregeling op het kruispunt. Met andere woorden, de fietspadmarkering geeft geen informatie over de voorrangsregeling.)
WERD NADIEN GEWIJZIGD MET ALLE GEVOLGEN VANDIEN
Volgens artikel 76, §4, van het verkeersreglement wordt een oversteekplaats voor fietsers en bromfietsers aangeduid door een blokkenmarkering, zijnde twee evenwijdige rijen van witte vierkanten of parallellogrammen. Alleen wanneer die blokkenmarkering wordt gebruikt, mag officieel gewag worden gemaakt van een oversteekplaats voor fietsers. Artikel 18, §4, van het reglement van de wegbeheerder bepaalt dat deze blokkenmarkering, die dwars op de rijbaan wordt aangebracht,
EN WAT NU VOLGT IS VAN HET GROOTSTE BELANG
enkel mag worden aangebracht op plaatsen waar tweewielers de rijbaan moeten oversteken buiten kruispunten.
Artikel 40ter van het verkeersreglement bepaalt dat tweewielers die zich op de oversteekplaats bevinden, voorrang hebben op het overige verkeer.
Deze voorrangsregels gelden echter niet voor tweewielers die op het punt staan om over te steken.
De fietssuggestiestrook komt niet voor in de federale verkeersreglementering en bestaat enkel in het jargon van de wegbeheerders. Die willen daarmee enkel de plaats van de fietser op de rijbaan suggereren en de andere weggebruikers erop wijzen dat daar fietsers kunnen rijden. Fietssuggestiestroken worden aangebracht in straten met gemengd verkeer van fietsen en auto's. Het autoverkeer mag over deze stroken rijden en is daar in vele gevallen zelfs toe genoodzaakt.
Door de jaren heen zijn er in België fietssuggestiestroken aangelegd die niet uniform zijn. De wegbeheerders zijn geen vragende partij voor een regelgevend optreden van de federale overheid. Ze realiseren zich wel dat de weggebruikers baat hebben bij een zekere uniformiteit, maar vaardigen liever zelf richtlijnen inzake afmetingen en vormgeving uit. Sommigen hebben dat al gedaan, andere maken plannen in die zin. Essentieel daarbij is dat elke verwarring met een wettelijk fietspad wordt vermeden. Dat is zo mogelijk van nog meer belang bij oversteekplaatsen voor fietsers.
Ik besluit.
De fietsers moeten, zowel op een fietspad als op een fietssuggestiestrook in principe dus dezelfde voorrangsregels respecteren als de voertuigen.
(NADIEN VERANDERD)
Een autobestuurder moet altijd minstens een meter afstand bewaren bij het inhalen van een fietser, zoals in een recente campagne van het BIVV nog werd benadrukt. Het fietspad dat door specifieke borden of witte onderbroken strepen wordt aangegeven, heeft het grote voordeel dat het van de weg gescheiden is en dat er voor voertuigen een absoluut rijverbod geldt. Dat heeft ook voordelen voor fietsers die een file van voertuigen voor een rood licht willen voorbijsteken.
HIERUIT KAN JE OOK OPMAKEN DAT FIETSERS NIET ZOMAAR RECHTS AUTO'S MOGEN INHALEN EN ZEKER NIET ALS DIE NAAR RECHTS WENSEN AF TE DRAAIEN.
Fietspaden zij de beste manier om de fietsers een veilige plaats op de weg te garanderen. In sommige straten met lage snelheid en lage verkeersintensiteit is een gemengd verkeer van auto's en fietsen beter voor de verkeersveiligheid. Een goed visueel contact voorkomt hier botsingen bij kruispunten.
De fietssuggestiestroken die door sommige wegbeheerders worden aangebracht zijn in feite maar een halve oplossing. Vaak kiezen ze daarvoor uit plaatsgebrek. Fietssuggestiestroken herinneren de autobestuurders eraan dat ook fietsers van die weg gebruik maken. Ik pleit voor duidelijk gescheiden fietspaden. Dat is zonder twijfel het beste systeem. Als de weg echter te smal is en als het onmogelijk is er een eenrichtingsstraat van te maken, is de fietssuggestiestrook een mogelijkheid, op voorwaarde dat er geen vals gevoel van veiligheid wordt gecreëerd.
-Het incident is gesloten.
WAAR IS MEN IN GODSNAAM IN DIT LAND MEE BEZIG