Passages uit Pagina's 9, 10 en 11:
Mijn optreden zorgde dikwijls voor controverse omdat ik moeilijke dossiers kreeg toegeschoven of zelf opzocht. Mijn tegenstanders hebben hun kritiek vroeger al gespuid in de media of in boeken. Dat recht hebben zij, net zoals ik nu het recht heb om mij te verdedigen. Eén ding kan niemand mij echter verwijten. Ik heb tenminste gedaan wat een politieman hoort te doen: onderzoeken. Had ik gelijk? Uiteraard dacht ik dat wel. Soms volgden de rechters mij en werd de verdachte veroodeeld, in andere zaken ging de verdachte volledig vrijuit.
You win some, you lose some.
Bij de verhalen over de moordzaken raak ik een actueel probleem aan: de evolutie naar een checklistpolitie. De federale politie is na de arrestatie van moordenaar Ronald Janssens terecht met de vinger gewezen. Door beter speurwerk zou de moordenaar van Annick Van Uytsel misschien sneller gevat zijn en zouden er geen andere slachtoffers zijn gevallen. De politieleiding reageert daarop met meer controle op de manschappen. De speurders worden zo nog meer gedegradeerd tot een checklistpolitie, waardoor zij nodeloos veel tijd moeten steken in het opstellen van lijstjes en checken van informatie.
Als oude rot in het vak kan ik makkelijk beweren dat vroeger alles beter was. Mijn hele carrière lang stond de ouderwetse ondervraging in elk onderzoek centraal. Of het nu ging om een drugsdealer, een bankovervaller, een lid van de hormonenmaffia, een moordenaar of een fraudeur, altijd probeerde ik een verdachte tijdens een verhoor tot bekentenissen te krijgen. Ik leefde mij inde wereld van de verdachte in, ik confronteerde hem met zijn leugens tot hij geen kant meer uit kon, zijn schouders liet zakken en zei : "ik heb het gedaan."
Dat zijn voor een politieman de mooiste momenten uit zijn carrière. Alsof je in de laatste minuut het winnende doelpunt scoort. Mijn manier van werken heeft afgedaan. Ik heb sterk het gevoel dat de nieuwe generatie speurders veel minder belang hecht aan de goede, oude ondervraging. Hun aandacht is vooral gericht naar materiële bewijzen. Maar de onderzoeksmogelijkheden zijn veel groter geworden en dat juich ik toe. Op dat vlak heeft de hervorming van de politie zeker bijgedragen tot een efficiëntere aanpak van criminaliteit. Ik was dan wel een speurder van de oude stempel, maar ik bleef zoeken naar nieuwe, betere onderzoeksmethoden.../...
Andere hervormingen, waar speurders wel iets aan zouden hebben, blijven in de pijplijn steken. Dan heb ik het ondermeer over het gebruik van 'spijtoptanten'. Ik heb in onderzoeken dikwijls 'onderhandeld' met verdachten. In ruil voor informatie deed ik voor hen een goed woordje bij de onderzoeksrechter of het parket. Dat werkte meestal. Toch kan je als speurder nooit beloftes doen, omdat er geen wettelijke basis is voor het 'belonen' van verdachten of criminelen die belangrijke informatie prijsgeven.
Daarom ben ik al jaren pleitbezorger voor een wettelijke regeling voor spijtoptanten. Criminelen die het gerecht helpen bij het oplossen van moeilijke dossiers of bij het klissen van de kopstukken van een bende, moeten op een tegenprestatie van het gerecht kunnen rekenen.
In bepaalde buurlanden, zoals Nederland en Duitsland, kan het gerecht al lang spijtoptanten belonen en zo efficiënter grote, criminele organisaties aanpakken.
Pas. pag. 11:
Bij ons blijft het voor een speurder nog altijd dansen op een slappe koord als hij een crimineel probeert te overtuigen om mee te werken met het onderzoek.
Tot slot geef ik in een laatste hoofdstuk mijn visie over de politiehervorming. Er is al veel over gevloekt en gesakkerd, maar ik beperk mij tot de gevolgen voor de gerechtelijke politie. Eén van de pijnpunten blijft daar het omgaan met vertrouwelijke informatie van tipgevers.
In mijn verhalen steek ik veel te weinig de loftrompet over collega's met wie ik jaren heb samengewerkt. Hun aantal is echter zo groot en hun inbreng is zo belangrijk geweest dat ik het onmogelijk kan samenvatten in één boek. Samen hebben wij veel zaken tot een goed einde gebracht en hebben wij ons steentje bijgedragen tot een veiligere samenleving.
Het boek geeft zo een waarheidsgetrouw beeld van speurwerk doals dat elke dag in de praktijk gebeurt. Het is het werk van veel gedreven mensen die één doel voor ogen houden: een slachtoffer, een familie, een benadeelde gerechtigheid bieden.
Pas. pag. 13, 14:
Cowboy bij Groep Diane:
Mijn ouders zijn met vakantie. Ik zit thuis te blokken voor mijn herexamens boekhouden en Frans. Achter de laatste hindernissen lonkt mijn diploma A2. Aan lang studeren heb ik een immense hekel en ook deze zomer in augustus 1970 heb ik er geen zin in. Op de dag van de herexamens heb ik zelfs niet de moed om te gaan. Mijn vrienden verklaren mij nadien gek, want de testen waren spotgemakkelijk. Als ik dat hoor, kan ik me wel voor het hoofd slaan. Nu heb ik geen diploma, en moet ik straks de woede van mijn ouders ondergaan en een job gaan zoeken. Of naar het leger, ook al geen aanlokkelijk alternatief.
Gelukkig komt het nieuwe voetbalseizoen eraan en op de eerste trainingen kan ik mij wat afreageren. De doelman heeft een metamorfose ondergaan sinds het vorige seizoen. Zijn lange wilde lokken zijn kortgeschoren. 'Ik zen baai de raaikswacht' zegt hij en somt de voordelen op: vrijgesteld van legerdienst, veel sport mogen doen en vanaf de eerste dag een loon uitbetaald krijgen. Dat klinkt mij als muziek in de oren, en het lost in één klap alle problemen op. Wanneer mijn ouders thuiskomen, is mijn vraag voor de Rijkswacht al verstuurd. Pas veertig jaar later zal ik te weten komen dat onze doelman tijdens zijn eerste jaar bij de Rijkswacht in een depressie is gesukkeld. Dat hij de aanleiding was voor mijn carrière bij de politie, heeft hij nooit geweten.
Het toelatingsexamen bij de Rijkswacht is een makkie. 'Vul de ontbrekende letters in: Hij wo...opgeroepen. 'Dat is het niveau van de taalproef. Bij rekenen blijft de test beperkt tot optelsommen van getallen met drie cijfers.
Ik ben geslaagd en vertrek op 27 december 1971 gepakt en gezakt naar de Koninklijke Rijkswachtschool in Etterbeek. Ik heb geen idee wat mij te wachten staat, onze doelman is mijn enige referentiepunt. Met mijn intolerantie voor alles wat hiërarchie uitstraalt, besef ik niet in welke wespennest ik mijn hoofd steek.
Er wordt een eerste selectie gemaakt tussen de rekruten bestemd voor het paardenvolk en die voor het voetvolk. Voor de bereden Rijkswacht zijn er te weinig kandidaten. De leiding duidt een paar Chinese vrijwilligers aan. Ik praat me eruit met een flauwe grap: 'Met mijn uiterlijk zullen mensen twijfelen of de lul van het paard in plaats van eronder te hangen, erbovenop zit.'
De officier brult dat ik straks wel anders zal piepen. Hij slaat mij over en selecteert de man achter mij voor de paardensectie.
Er is één constante in de opleiding. Discipline en nog een discipline. Wie zich niet aanpast krijgt tuchtstraffen, of consignes zoals de militairen dat noemen. Als ik bedenk hoe vaak ik vroeger op school strafstudie heb gekregen, weet ik dat ik een vogel voor de kat ben. Maar de officier die ons lesgeeft, weet met mij wel raad. Hij laat me elke les op mijn stoel vastbinden omdat ik anders onderuitgezakt in de klas zit. Handen in de zakken? Ook dat loste hij handig op. Ik moet de zakken van mijn broek dichtnaaien.
Wordt vervolgd...