Ik heb mij zelfs al dikwijls afgevraagd of het niet beter zou zijn om eerst met een automaat te leren rijden, zodat je alvast niet meteen moet leren sturen, op het verkeer letten en schakelen. Als je dan achteraf verder gaat met een handgeschakelde, heb je toch al enigszins het verkeer en het sturen onder de knie.
Ja, dat lijkt mij geen slecht idee. Maar vanaf welk moment begint de leerling handgeschakeld?
Daar zou dan moeten over nagedacht worden. Misschien van zodra je als instructeur niet meer naar het stuurwiel moet grijpen om te vermijden dat de leerling tegen een geparkeerde wagen of een tegenligger rijdt, en een straat rechtsaf kan inslaan zonder met het rechter achterwiel over het trottoir te rijden?
Verder is er een serieus investering- en planningsprobleem bij rijscholen. 2 auto's ter beschikking per instructeur is niet betaalbaar.
Een automaat kost inderdaad meer bij de aankoop en heeft een lagere wederverkoopwaarde dan een handgeschakelde wagen. De reden van die lagere verkoopwaarde is dat, hoewel er niet dikwijls problemen voorkomen met een automatische versnellingsbak, als deze zich dan tóch voordoen, de kosten heel wat hoger liggen dan voor de herstelling van een handgeschakelde versnellingsbak.
2 auto's per instructeur is niet nodig. Er moeten vanavond bijvoorbeeld 4 leerlingen les krijgen, 2 beginnelingen met elke een automaat, en 2 al wat gevorderden met een handgeschakelde leswagen. De school moet dan beschikken over 2 handgeschakelde en 2 automatische leswagens, en er kunnen 4 lesgevers aan de slag. Komt het in de praktijk eens niet zo mooi uit, dan kan er misschien bij grotere rijscholen een uitwisseling tussen filialen plaatsvinden. Jij werkt in filiaal A en hebt vanavond een automaat nodig, doch er is er geen meer in de school en jij staat thuis met een handgeschakelde voor de deur. Terwijl je naar je werk rijdt, rijdt je even langs filiaal B, waar ze een handgeschakelde tekort hebben en een automaat op overschot.
Wat komt er best eerst? Rijtechniek of verkeersdeelname of ineens combineren?
Laat mij misschien eerst even mijn ervaring als rijschoolinstructeur vertellen.
Ik ben in 1972 rijschoolinstructeur bij de BSD (Belgische Strijdkrachten in Duitsland) geweest. Ik kreeg 25 praktijkuren om een leerling op te leiden, doch daar ging helaas veel van verloren omdat ik op die tijd ook telkens zelf heen en weer naar het lesparcours moest rijden.
Die 25 uren, daar werd onder geen beding van afgeweken. Na 25 uren vroeg men mij: "Is hij klaar voor het praktijkexamen?"
Dat was voor mij een moeilijke gewetenskwestie. Ik wist dat sommige leerlingen na 25 uren nog niet helemaal klaar waren, en ik ze graag nog pakweg 5 uren les meer gegeven had, doch dat wat uitgesloten.
Ik wist evenwel ook dat vele jongens erop gesteld waren om bij het leger een rijbewijs C+E te behalen, zodat ze dat achteraf konden inwisselen voor een gelijkwaardig burgerlijk rijbewijs. Zeggen dat ze nog niet echt helemaal klaar waren, betekende evenwel onvermijdelijk dat ze geen praktijkexamen mochten afleggen en bijgevolg geen rijbewijs konden behalen.
Diegenen die mij kennen en weten dat ik een grote mond maar een klein hart heb, hoef ik dan ook niet te vertellen dat ik de vraag "Is hij klaar voor het praktijkexamen?" een aantal keren tegen beter weten in en op hoop van zegen met "ja" beantwoord heb, ook al was het juiste antwoord eigenlijk "neen".
Zo een eigenlijk "neen" geval was een korporaal BV (beroepsvrijwilliger voor 2 jaar), een sympathieke en ijverige jongen die zijn uiterste best deed, doch niet echt op de eerste rij gestaan had toen Onze Lieve Heer het verstand uitgedeeld had, en voor wie ik dan maar "ja" gezegd had. Desondanks slaagde hij, weliswaar met de hakken over de sloot, voor zijn praktijkexamen.
De week daarop moest hij een Unimog uit de garage halen en die voor een kolonnerit opstellen achter een andere vrachtwagen. Hij keek zorgvuldig naar de achterbumper van die andere vrachtwagen om er toch maar niet tegen te rijden. Daarbij had hij niet gezien dat er stalen balken naar achter uit die vrachtwagen staken. Resultaat: stalen balken door de voor- en achterruit van de cabine van de Unimog, gelukkig aan de kant van de passagier, waar niemand zat. Ik ben daar weken ziek van geweest met de gedachte dat daar een passagier had kunnen zitten. En in de mess onderofficieren werd ik op de koop toe uitgelachen met de smalende opmerking "Die heb jij zeker opgeleid, Jef?"
Nu kunnen die 25 uren jullie veel lijken, doch die rijschoolopleiding was wel nog wat complexer dan een opleiding categerie B in het burgerleven:
- alleen de officieren mochten leren rijden met een Minerva jeep, omdat ze toch nooit met iets anders zouden moeten rijden. Soldaten, korporaals en onderofficieren daarentegen moesten meteen met een vrachtwagen leren rijden. De redenering was dat, als ze dat konden, ze dan ook met een jeep konden rijden. Sommige kandidaten hadden al een rijbewijs B, doch anderen nog niet, die moesten dus nog van nul beginnen.
- de leswagen was een Ford F6 van 1946 met een kantoorruimte erop gemonteerd. Die vrachtwagen had nog geen gesynchroniseerde versnellingen, zodat de leerling ineens met dubbel ontkoppelen moest leren schakelen. Bij het opschakelen leverde dat niet al te veel problemen op, omdat er dan geen tussengas moet gegeven worden. Het terugschakelen met de juiste dosis tussengas was heel wat moeilijker.
- de vrachtwagen haalde in eerste versnelling amper 10 km/h. In bergop moest je dan ook heel snel met dubbele koppeling kunnen opschakelen naar 2de versnelling, of de vrachtwagen was al aan het achteruitbollen voor je verder kon in 2de versnelling.
- je moest erop letten om op vlakke weg niet lang sneller dan 75 km/h te rijden, anders geraakte de motor oververhit.
- de vrachtwagen had geen servo, noch voor de remmen, noch voor de stuurinrichting.
- de vrachtwagen was in erbarmelijke toestand, je moest er een leerling bijvoorbeeld op wijzen dat de vrachtwagen bij sterk afremmen behoorlijk naar rechts afweek en hij dit moet tegengaan door bij te sturen.
- op de 25 uur lestijd die ik kreeg, doch waarvan een groot gedeelte verloren ging door de weg van en naar het lesparcours, die ik moest afleggen, moest de leerling ook met een aanhangwagen leren rijden. Die aanhangwagen was smal en kort (een stroomgroep, een VW kevermotor met een alternator), wijl een relatief lange trekker met een grote draaicirkel en een relatief korte aanhanger uiteraard de moeilijkste combinatie is om acheruit mee te rijden. Bovendien was de cabine van de vrachtwagen smaller dan de kantoorruimte. Als je de aanhanger zag in één van de buitenspiegels, dan was het al te laat, dan kon je hem niet meer recht krijgen. Ikzelf reed ermee achteruit terwijl ik op de treeplank stond, zodat ik de aanhangwagen kon zien.
- de leswagen had geen dubbele bediening, en je zat er als lesgever een heel eind van de kandidaat-bestuurder, met de motor tussen beiden.
- ook de leerlingen die al een rijbewijs hadden, dienden zich te gewennen aan de Duitse wegcode.
En dan heb ik één leerling gehad die ze gedwongen hadden om te leren rijden omdat ze bestuurders tekort hadden, doch die daar totaal geen zin in had. Met die heb ik niet kunnen vermijden dat de lesvrachtwagen al na 5 minuten in de gracht stond.
Toch vind ik ook de hedendaagse burgerlijke praktische rijopleiding voor categorie B een vrij complex gebeuren.
Het lijkt te vereisen wat men "multitasking" noemt. Doch zelfs een computer is niet in staat om meerdere taken gelijktijdig uit te voeren, hij wekt enkel die indruk door voortdurend snel van taak te wisselen. Dat laatste moeten wij ook doen bij het autorijden. Waarbij de stelling dat vrouwen beter geschikt zouden zijn voor een dergelijke "multitasking" inmiddels al achterhaald blijkt te zijn.
Bovendien moeten we, zoals een computer, "interrupt driven" werken: voortdurend moeten we ons laten onderbreken en iets anders doen dan we gepland hadden, omdat er zich iets voordoet dat we niet konden voorzien.
Als je aan het stofzuigen bent en de postbode belt aan, moet je het stofzuigen onverwacht onderbreken: "interrupt driven", je moet je op dat ogenblik laten leiden door die onderbreking.
Als je met een auto rijdt en er rolt een bal over de straat, is dat een interrupt: je moet het normale rijden onderbreken, vertragen, en bijzonder oplettend zijn voor een kind dat desgevallend achter die bal aankomt op de rijbaan.
Al bij al vind ik autorijden daarom een dermate complexe bezigheid, dat ik het schakelen, wat, als je het degelijk wil uitvoeren, op zichzelf al een relatief complex proces is, het liefst pas zou aangeleerd zien op het ogenblik dat de talrijke andere complexe activiteiten in het verkeer al redelijk beheerst zijn.
Ik acht het daarbij uiteraard niet uitgesloten dat een leerling, de eerste keer dat hij met een handgeschakelde versnellingsbak rijdt, zou zeggen: "Vergeet dat grapje maar, ik zal wel verder met een automaat leren rijden".
Laten we realistisch zijn. Ooit moest je het voorontstekingsstijdstip handmatig instellen naargelang de omstandigheden. De al iets ouderen onder ons hebben nog de handbediende choke gekend. Alleen de automatische versnellingsbak heeft niet overal weten door te breken.
Dat heeft te maken met de meerprijs voor een automatische versnellingsbak, welke vooral op goedkopere wagens nogal doorweegt. Verder ook met het feit dat een automatische versnellingsbak van pakweg 30 jaar geleden minder versnellingen had (meestal slechts 3, mijn 2 jaar oude BMW heeft er acht), lang niet zo soepel schakelde, en gegarandeerd voor een meerverbruik zorgde, wat bij een moderne wagen niet meer het geval is, integendeel.