Onder voorwendsel het aantal verkeersslachtoffers te verminderen, wordt er al geruime tijd gezorgd voor lagere snelheden. En dit op alle mogelijke manieren: verkeersregels, verbodsborden, verhoogde inrichtingen, bloembakken, asverschuivingen, enz.
Laatstgenoemde inrichtingen zullen ongetwijfeld al mensenlevens gekost hebben, onder meer vanwege de hinder die ze opleveren voor de prioritaire voertuigen van de hulpdiensten.
Ook de mobiliteit is er drastisch door verlaagd.
Het wordt moeilijker de snelheidsbeperkingen na te leven, omdat ze dikwijls absurd laag zijn. Als je je op een weg waar je vroeger 90 km/h mocht rijden, nu moet beperken tot 70 km/h, verhoogt het risico op ongevallen vanwege bumperklevers en gevaarlijke inhaalbewegingen.
Hoe lager de snelheidsbeperkingen, hoe meer overtredingen evenwel, en dus hoe meer inkomsten van boetegelden bij snelheidscontroles.
Het risico op een ongeval is niet afhankelijk van de snelheid op zichzelf, doch van het rijden tegen een aan de omstandigheden aangepaste snelheid. Hier hecht de overheid evenwel niet het minste belang aan. Als er op de autosnelweg twee auto's tegen 140 km/h geflitst worden met een interval van een halve seconde, dan bewijst dat dat de tweede auto veel te dicht achter zijn voorligger gereden heeft. Maar daarvoor worden geen boetes uitgeschreven; enkel voor die 140 km/h, ook al was ze misschien perfect verantwoord in de gegeven omstandigheden, zij het mits voldoende afstand. Als er daarentegen bij een zichtbaarheid van amper 50 meter een aantal onverlaten verder tegen 120 km/h over de autosnelweg rijden, worden ze niet beboet.
Lagere snelheden hebben wel tot gevolg dat de gevolgen van aanrijdingen minder zwaar zijn. Dat zien we dan ook aan de statistieken. Er gebeuren niet minder ongevallen, maar ze zijn minder ernstig. De dode van vroeger, die in vrede kon rusten, wordt nu een zwaargekwetste, die voor de rest van zijn leven in een rolstoel kan zitten. Wat een vooruitgang!