Vredegerecht te Antwerpen 9e Kanton – 19 november 2009
Een retributie is een vergoeding die de gebruiker betaalt voor het verlenen van een dienst, met name de mogelijkheid om kort of lang te parkeren op de openbare weg. Het innen van de vergoedingen werd toevertrouwd aan het Gemeentelijk Autonoom Parkeerbedrijf Antwerpen (GAPA).
Verwerende partij betwist terecht de mogelijkheid van eisende partijen om een retributie te vorderen, daar de stad Antwerpen een verbod oplegde aan lichte vrachtwagens om in de binnenstad te parkeren. Bijgevolg is er geen sprake van enige dienstverlening.
Immers, met of zonder het betalen van parkeergeld bleef de wagen van verwerende partij foutief geparkeerd.
Door de wijziging van de wet van 26 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer werd een deel van de controle van de regels genomen in uitvoering van het parkeergebied «gedepenaliseerd». Zo bepaalt art. 29, § 2, tweede lid, van deze wet: «Het in voormelde reglementen omschreven parkeren met beperkte parkeertijd, betalend parkeren en parkeren op plaatsen voorbehouden aan houders van een gemeentelijke parkeerkaart worden niet strafrechtelijk bestraft, behoudens het halfmaandelijks beurtelings parkeren, de beperking van het langdurig parkeren en bedrog met de parkeerschijf».
Verwerende partij voert terecht aan dat een overtreding van de beperking van het langdurig parkeren enkel strafrechtelijk kan worden beteugeld.
Eisende partij had bijgevolg niet de bevoegdheid om een vergoeding te vragen voor de verleende dienst, omdat deze laatste niet geleverd werd.
Een eventuele overtreding kan enkel door de politie worden vastgesteld.
Vredegerecht te Antwerpen 2e Kanton – 3 december 2009
Dat in deze omstandigheden dient te worden aangenomen dat gedaagde in haar stelling dient te worden gevolgd wanneer deze aanvoert dat volgens het algemeen reglement van de politie van het wegverkeer er een parkeerverbod geldt op o.m. het stationeren voor een garagepoort, trottoirs, fietspaden, enz., en dat in deze omstandigheden het gebruik van een parkeerautomaat op dergelijke verboden plaatsen niet mogelijk is noch opgelegd kan worden.
Dat voor zover aanlegger echter aanvoert dat hij gemachtigd is om parkeergeld op langdurig parkeren te heffen, hiermede toch bedoeld wordt dat hij slechts gemachtigd is om op plaatsen waar het betalend parkeren van toepassing is op te treden, maar in geen geval voor plaatsen waar geen betaling voor het stationeren geldt.
Dat aangezien de in- en uitrit aan de garagepoorten van zowel publieke als privatieve eigendommen nooit kan of mag worden geëxploiteerd door aanlegger met toepassing van zijn parkeerbeleid, men niet goed inziet op welk argument eiser zich kan baseren om toch parkeergeld te vragen voor aldaar gestationeerde voertuigen.
Dat de eis om deze motieven dan ook als ongegrond voorkomt.