We zouden dit onderwerp kunnen verplaatsen naar de draad over de politie, waar onder meer de overtalrijke ontsporingen bij de Belgische politie aangekaart worden.
Ik kan er niet mee lachen, want in het wegverkeer gaat het om mensenlevens. En wie dit forum al enige tijd volgt, weet dat, extreem zeldzame uitzonderingen niet te na gelaten, politiebeamten doorgaans een bijzonder onbetrouwbare bron zijn inzake verkeersrecht.
Omdat deze politiebeamten weten dat een groot deel van de bevolking evenwel volkomen ten onrechte vertrouwen stelt in hun kennis van het verkeersrecht, is een dergelijk misbruik ronduit misdadig.
Wanneer een fietser betrokken is in een verkeersongeval en lichamelijk letsel oploopt, dan zal de verzekering van de tegenpartij deze schade moeten vergoeden. Dat geldt evenwel niet voor de materiële schade (met uitzondering van de kledijschade).
Primo: dit algemeen principe geldt enkel wanneer de tegenpartij een motorvoertuig bestuurde. Niet bijvoorbeeld als de tegenpartij een fiets of een koe bestuurde.
Secundo: als materiële schade wordt volgens dit principe niet enkel de kledij vergoed, maar ook prothesen (zoals een bril).
Tertio: dit principe geldt enkel als er uit hoofde van de zwakke weggebruiker geen sprake is van een onverschoonbare fout.
Fietsers hebben voorrang wanneer ze over het zebrapad fietsen
Bij toogpraat kan je het over een zebrapad hebben. Maar van een politiebeamte verwacht ik een iets hoger niveau, ook al besef ik ten volle hoe moeilijk velen het daarmee hebben. En er bestaan in België geen paden voor zebra's, wel oversteekplaatsen voor voetgangers.
Fietsers mogen binnen de bebouwde kom met twee (niet met meer) naast elkaar op de rijbaan rijden. Tegemoetkomend verkeer moet steeds kunnen passeren (kruisen). Achteropkomend verkeer moet voorbij kunnen steken (als er geen tegemoetkomend verkeer is).
Achteropkomend verkeer moet niet voorbij kunnen steken, wel kunnen inhalen.
Wat ook vele politiemensen niet weten, en hier nagelaten wordt te benadrukken, is aan dat deze voorwaarden ook moet voldaan zijn als er geen tegemoetkomend of achteropkomend verkeer is.
De wegcode maakt dit nochtans overduidelijk door het contrast met de situatie buiten de bebouwde kommen, waar fietsers slechts achter elkaar moeten rijden als er daadwerkelijk een achteropkomend voertuig nadert.
Een strook rode beton zonder signalisatie, koperen klinknagels op de rijbaan en alle andere vormen, zijn geen fietspaden maar hooguit fietssuggestiestroken.
Alsof dit enkel zou gelden op een betonnen ondergrond.
Fietsers mogen zich slechts voorzichtig op de oversteekplaats begeven en moeten rekening houden met de naderende voertuigen. Ze hebben dus geen voorrang.
Ze hebben geen voorrang zolang ze zich nog niet op de oversteekplaats bevinden. Maar de politie vindt het aangewezen om de bestuurders van motorvoertuigen op een verkeerd pad te zetten door er niet bij te vertellen dat de fietsers wel degelijk voorrang hebben eens ze zich op de oversteekplaats bevinden.
Fietsers moeten zich aan de verkeersregels houden, dus ook aan de snelheidslimieten.
Juist. Alleen is dit dode letter. Fietsen moeten immers niet voorzien zijn van een snelheidsmeter. En er bestaat nog altijd het eeuwenoude algemene rechtsprincipe volgens hetwelk niemand gehouden is tot het onmogelijke.
We zouden deze onzin van de wegcode eens moeten gebruiken om de boel op stelten te zetten. Tijdens de spitsuren gaan we in Antwerpen elk vóór een tram fietsen die ons niet kan inhalen omdat de sporen te kort bij de rechter rand van de rijbaan liggen. We willen de snelheidsbeperking van 50 km/h in de bebouwde kom niet overschrijden, maar bij gebrek aan een snelheidsmeter blijkt dat we slechts tegen 5 km/h rijden.
Elke fiets moet uitgerust zijn met een bel, een voor- en achterrem, een witte reflector vooraan en een rode reflector achteraan.
De reflectoren op de spaken of op de rand van de banden zullen we dan maar vergeten zeker.