Auteur Topic: Ook de wegverkeerswet verandert ingrijpend  (gelezen 4578 keer)

0 leden en 3 gasten bekijken dit topic.

Offline bert.covens

  • Meer dan expert
  • *****
  • Berichten: 4.690
  • Geslacht: Man
  • May we ? Mais oui !
« Laatst bewerkt op: zondag 18 maart 2018 - 18:39:48 door bert.covens »
Ik heb geen auto, ik heb zelfs geen bewijs om ermee te mogen rijden, maar ik heb nog nooit een vrouw horen klagen dat ik te laat gekomen ben. Dat vinden ze meestal leuk, een man die meer dan zeven minuten over de rit doet.   Jeroen Boone

Offline bert.covens

  • Meer dan expert
  • *****
  • Berichten: 4.690
  • Geslacht: Man
  • May we ? Mais oui !
Re: Ook de wegverkeerswet verandert ingrijpend
« Reactie #1 Gepost op: zondag 18 maart 2018 - 17:04:15 »
Onderstaande artikelen veranderen.  De in het rood aangeduide teksten, zijn veranderd sinds 15 februari 2018, en de in het blauw aangeduide teksten zullen veranderen vanaf 1 juli 2018.

Citaat
Artikel 24

De houder van een Belgisch rijbewijs moet dit inleveren bij het overheidsorgaan dat het heeft afgegeven, hetzij voor kanttekening, hetzij voor intrekking, indien:

1° hij lijdt aan een van de lichaamsgebreken of kwalen door de Koning bepaald overeenkomstig artikel 23, § 1, 3°, of indien hij niet voldoet aan het geneeskundig onderzoek door Hem ingericht in de gevallen die Hij bepaalt;

2° hij onderworpen is en niet meer voldoet aan de reglementsbepalingen welke de Koning inzake geneeskundig toezicht en geneeskundige schifting heeft uitgevaardigd ter uitvoering van de besluitwet van 30 december 1946 houdende herziening en coördinatie van de wetgeving betreffende het bezoldigd vervoer van personen door middel van automobielen.

Die formaliteit moet vervuld worden binnen vier dagen na de dag waarop de houder kennis krijgt van het lichaamsgebrek of van de kwaal, of binnen vier dagen na de intrekking van het getuigschrift van geneeskundige schifting; zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen zijn in deze termijn niet inbegrepen.

Het rijbewijs, ingeleverd met toepassing van 1°, wordt teruggegeven aan de houder die, in de gevallen door de Koning bepaald, met goed gevolg een door hem in te richten onderzoek heeft ondergaan.

Artikel 29ter

Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en met geldboete van 200 euro tot 4 000 euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft, hij die de verplichtingen bedoeld in artikel 67ter niet nakomt. Deze straffen worden verdubbeld bij herhaling binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan.

Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met geldboete van 50 euro tot 4000 euro of met een van die straffen alleen, wordt gestraft, hij die de verplichting bedoeld in artikel 67bis, tweede lid, tweede zin, niet nakomt. De rechter kan bovendien het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig uitspreken voor een duur van ten minste acht dagen en ten hoogste vijf jaar of levenslang. Deze straffen worden verdubbeld bij herhaling binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan.


Artikel 30

§ 1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van 200 euro tot 2000 euro of met één van deze straffen alleen:


1° een motorvoertuig bestuurt zonder houder te zijn van het rijbewijs vereist voor het besturen van dit voertuig, of van het als zodanig geldend bewijs;

2° een motorvoertuig bestuurt zonder de voorwaarden of de beperkingen, vermeld op het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs, onder meer in de vorm van codes, na te leven, onverminderd de toepassing van eventuele specifieke bepalingen vervat in deze wet;

3° een valse verklaring heeft afgelegd om de afgifte van een rijbewijs of van een als zodanig geldend bewijs te bekomen; in dit geval wordt het verkregen document in beslag genomen en de verbeurdverklaring ervan wordt uitgesproken in geval van veroordeling;

4° een motorvoertuig bestuurt terwijl hij lijdt aan een van de lichaamsgebreken of aandoeningen, door de Koning bepaald overeenkomstig artikel 23, §1, 3°, of indien hij niet voldaan heeft aan het geneeskundig onderzoek, door de Koning opgelegd in de gevallen die Hij bepaalt.

§ 2. Met geldboete van 50 euro tot 500 euro, wordt gestraft hij die:

1° een overtreding heeft begaan van de bepalingen door de Koning vastgesteld krachtens artikel 23, §1, 2° en 4°, hetzij als bestuurder, hetzij als persoon die een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing;

2° met het oog op de scholing in het sturen, een persoon begeleidt die in overtreding is met de bepalingen van 1°.

§ 3. Met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van 200 euro tot 2 000 euro of met een van die straffen alleen, en met het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaar of levenslang, wordt gestraft hij die een motorvoertuig bestuurt of een bestuurder begeleidt met het oog op scholing terwijl zijn rijbewijs of het als zodanig geldende bewijs dat vereist is voor het besturen van dat voertuig of voor het begeleiden met het oog op scholing met toepassing van artikel 55 onmiddellijk is ingetrokken of terwijl de onmiddellijke intrekking met toepassing van artikel 55bis is verlengd.

§ 4. De gevangenisstraffen en geldboeten worden verdubbeld bij herhaling van de bepalingen van § 1, § 2 of § 3, binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis met toepassing van een van deze bepalingen, dat in kracht van gewijsde is gegaan.


Artikel 33

§ 1. Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en met geldboete van 200 euro tot 2.000 euro  of met een van die straffen alleen wordt gestraft:

1° elke bestuurder van een voertuig of van een dier die, wetend dat dit voertuig of dit dier oorzaak van, dan wel aanleiding tot een verkeersongeval op een openbare plaats is geweest,

2° hij die wetend dat hij zelf oorzaak van, dan wel aanleiding tot een verkeersongeval op een openbare plaats is geweest,
de vlucht neemt om zich aan de dienstige vaststellingen te onttrekken, zelfs wanneer het ongeval niet aan zijn schuld te wijten is.

§ 2. Heeft het ongeval voor een ander slagen of verwondingen tot gevolg gehad, dan wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie jaar en met een geldboete van 400 euro tot 5.000 euro of met een van die straffen alleen en met het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaar of levenslang.

Heeft het ongeval voor een ander de dood tot gevolg gehad, dan wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot vier jaar en met een geldboete van 400 euro tot 5000 euro of met een van die straffen alleen en met het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaar of levenslang.


Het herstel van het recht tot sturen is afhankelijk van het slagen voor het theoretisch examen, het praktisch examen en het psychologisch onderzoek bedoeld in artikel 38, § 3, eerste lid.

§ 3. 1° Met een gevangenisstraf van een maand tot vier jaar en met een geldboete van 400 euro tot 5 000 euro of met een van deze straffen alleen, wordt hij gestraft die, na een veroordeling met toepassing van artikel 33, § 1 of 33, § 2 binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan een van de bepalingen van artikel 33, § 1 overtreedt.

2° Hij die, na een veroordeling met toepassing van artikel 33, § 1, of 33, § 2, binnen de drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan artikel 33, § 2, overtreedt wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot acht jaar en met een geldboete van 800 tot 10 000 euro, of met een van deze straffen alleen.

Artikel 34

§ 1. Met geldboete van 25 euro tot 500 euro wordt gestraft hij die op een openbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt, of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, terwijl de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,22 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet of de bloedanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,5 gram en minder dan 0,8 gram per liter bloed aangeeft.

Bij herhaling binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis met toepassing van het eerste lid of van artikel 35 of 37bis, § 1, dat in kracht van gewijsde is gegaan worden deze straffen verdubbeld.

§ 2. Met geldboete van 200 euro tot 2 000 euro, wordt gestraft :

1° hij die op een openbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, terwijl de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet of de bloedanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,8 gram per liter bloed aangeeft;

2° hij die op een openbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, gedurende de tijd dat dit hem krachtens artikel 60 verboden is;

3° hij die geweigerd heeft zich te onderwerpen aan de ademtest of aan de ademanalyse, bedoeld in de artikelen 59 en 60, of, zonder wettige reden, geweigerd heeft de bloedproef bedoeld in artikel 63, § 1, 1° en 2°  te laten nemen;

4° hij die het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs waarvan hij houder is, in de gevallen bedoeld in artikel 61, niet heeft afgegeven, of het ingehouden voertuig of rijdier heeft bestuurd.

§ 3. De in de eerste paragraaf bedoelde gehalten van alcoholconcentratie per liter uitgeademde alveolaire lucht zijn respectievelijk ten minste 0,09 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht en, voor wat betreft de alcoholconcentratie per liter bloed, ten minste 0,2 gram en minder dan 0,8 gram per liter bloed, wanneer de bestuurder :

a) een voertuig bestuurt waarvoor een rijbewijs, of een als zodanig geldend bewijs van de categorie C1, C, C1+E, C+E, D1, D, D1+E of D+E vereist is;

b) personen vervoert met een voertuig van een andere rijbewijscategorie waarvoor dezelfde medische voorschriften gelden als voor de bestuurders bedoeld in a).

Artikel 35

Met geldboete van 200 euro tot 2 000 euro en met het verval van het recht tot besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste een maand en ten hoogste vijf jaar of levenslang, wordt gestraft hij die op een openbare plaats een voertuig of een rijdier bestuurt of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, terwijl hij in staat van dronkenschap verkeert of in een soortgelijke staat met name ten gevolge van het gebruik van drugs of van geneesmiddelen.

Art. 37/1

§ 1. In geval van een veroordeling wegens overtreding van artikel 34, § 2, artikel 35 in geval van dronkenschap of van artikel 36, kan de rechter, indien hij geen definitief verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig uitspreekt of geen toepassing maakt van artikel 42, voor een periode van ten minste één jaar en ten hoogste drie jaar of levenslang, de geldigheid van het rijbewijs van de overtreder beperken tot alle motorvoertuigen die zijn uitgerust met een alcoholslot, op voorwaarde dat de overtreder als bestuurder voldoet aan de voorwaarden van het in artikel 61quinquies, § 3, bedoelde omkaderingsprogramma.

In geval van een veroordeling wegens overtreding van artikel 34, § 2, indien de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,78 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet of de bloedanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 1,8 gram per liter bloed aangeeft, beperkt de rechter de geldigheid van het rijbewijs van de overtreder tot alle motorvoertuigen die zijn uitgerust met een alcoholslot volgens dezelfde modaliteiten als bedoeld in het eerste lid. Indien de rechter evenwel verkiest om deze sanctie niet op te leggen, motiveert hij dit uitdrukkelijk.

In geval van een veroordeling wegens overtreding van artikel 36, indien het gaat om een bestraffing na een veroordeling met toepassing van artikel 34, § 2 indien de ademanalyse telkens een alcoholconcentratie van ten minste 0,50 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet of de bloedanalyse telkens een alcoholconcentratie van ten minste 1,2 gram per liter bloed aangeeft, beperkt de rechter de geldigheid van het rijbewijs van de overtreder tot alle motorvoertuigen die zijn uitgerust met een alcoholslot volgens dezelfde modaliteiten als bedoeld in het eerste lid, onverminderd de bepaling van artikel 38, § 6.

§ 2. Evenwel kan de rechter, indien hij zijn beslissing motiveert, een of meerdere voertuigcategorieën aanduiden overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de Koning krachtens artikel 26, waarvoor hij de geldigheid van het rijbewijs niet beperkt overeenkomstig § 1. De beperkte geldigheid moet wel ten minste betrekking hebben op de voertuigcategorie waarmee de overtreding die aanleiding heeft gegeven tot toepassing van § 1 werd begaan.

§ 3. De rechter kan de geldboete verminderen met de volledige of gedeeltelijke kosten van de installatie en het gebruik van een <alcoholslot> in een voertuig evenals de kosten van het omkaderingsprogramma, zonder dat ze minder dan één euro mag bedragen.

§ 4. Met een gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met een geldboete van 500 euro tot 2000 euro of met een van die straffen alleen en met het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een periode die ten minste even lang is als de periode waarin de geldigheid van het rijbewijs werd beperkt, wordt gestraft hij die is veroordeeld wegens overtreding van dit artikel en een motorvoertuig bestuurt waarvoor een rijbewijs vereist is en dat niet uitgerust is met het opgelegde alcoholslot, of die als bestuurder niet voldoet aan de voorwaarden van het omkaderingsprogramma.".


Artikel 38

§ 1. De rechter kan het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig uitspreken :

1° indien hij veroordeelt wegens overtreding van de artikelen 34, 37, 37bis, § 1, 49/1 of 62bis;

2° indien hij veroordeelt wegens een verkeersongeval te wijten aan het persoonlijk toedoen van de dader en de veroordeling wordt uitgesproken wegens doding of verwonding;

3° indien hij veroordeelt wegens een van de overtredingen van de tweede of de derde graad, zoals bedoeld in artikel 29, § 1;

3°bis indien hij veroordeelt wegens het overschrijden van de toegelaten maximumsnelheid bepaald in de reglementen uitgevaardigd op grond van deze gecoördineerde wetten, op basis van artikel 29,§ 3, wanneer :
•   de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur en hoogstens 40 kilometer per uur overschreden wordt, of :
•   de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 20 kilometer per uur en hoogstens 30 kilometer per uur overschreden wordt in een bebouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, erf of woonerf.

4° indien hij veroordeelt wegens enige overtreding van deze wet en van de reglementen uitgevaardigd ter uitvoering ervan en de schuldige binnen drie jaar vóór de overtreding driemaal hieromtrent werd veroordeeld;

5° indien hij veroordeelt wegens overtreding van de artikelen 30, § 1 of 33, § 1, 33, § 3, 1°.

De vervallenverklaringen uitgesproken krachtens deze paragraaf bedragen ten minste acht dagen en ten hoogste vijf jaar; zij kunnen evenwel uitgesproken worden voor een periode van meer dan vijf jaar of levenslang indien de schuldige veroordeeld wordt voor een inbreuk op artikel 419 van het Strafwetboek of binnen de drie jaar vóór de overtredingen bedoeld in 1° en 5°, veroordeeld is wegens een van deze overtredingen en voor het geval bedoeld in 4°.

§ 2. Indien de rechter tegelijkertijd veroordeelt wegens een overtreding van artikel 419 van het Strafwetboek en wegens een overtreding van de artikelen 29, § 1 en § 3, 34, § 2, 35 of 37bis, § 1, van deze gecoördineerde wetten, zal het verval van het recht tot sturen worden uitgesproken voor een duur van ten minste 3 maanden.

Het herstel in het recht tot sturen is afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid.

Indien hij tegelijkertijd veroordeelt wegens een overtreding van artikel 419 van het Strafwetboek en wegens een overtreding van de artikelen 36 of 37bis, § 2, van deze gecoördineerde wetten, zal het verval van het recht tot sturen worden uitgesproken voor een periode van ten minste 1 jaar.

Het herstel in het recht tot sturen is afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid.

Indien hij tegelijkertijd veroordeelt wegens een overtreding van artikel 420 van het Strafwetboek en wegens een overtreding van de artikelen 36 of 37bis, § 2, van deze gecoördineerde wetten, zal het verval van het recht tot sturen worden uitgesproken voor een periode van ten minste 6 maanden.

Het herstel in het recht tot sturen is afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid.

§ 2bis. Behoudens in geval van artikel 37/1 of als hij het herstel in het recht tot sturen afhankelijk maakt van het slagen voor een of meer van de in § 3 vermelde examens en onderzoeken, kan de rechter lastens iedere bestuurder houder van een rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs, bevelen dat het effectief verval enkel wordt uitgevoerd:
•   van vrijdag om 20 uur tot zondag om 20 uur;
•   van 20 uur op de vooravond van een feestdag tot 20 uur op die feestdag.

§ 3. De rechter kan het herstel in het recht tot sturen afhankelijk maken van het slagen voor een of meer van de hiernavermelde examens en onderzoeken:

1° een theoretisch examen;
2° een praktisch examen;
3° een geneeskundig onderzoek;
4° een psychologisch onderzoek.
een specifieke opleiding bepaald door de Koning.

De examens en onderzoeken bedoeld in deze paragraaf zijn niet van toepassing op de houders van een buitenlands rijbewijs die niet voldoen aan de door de Koning bepaalde voorwaarden om een Belgisch rijbewijs te kunnen verkrijgen.

(§ 3 tweede lid opgeheven)
§ 4. (Opgeheven)


§ 5. De rechter moet het verval van het recht tot sturen uitspreken en het herstel van het recht tot sturen minstens afhankelijk maken van het slagen voor het theoretisch of praktisch examen indien hij veroordeelt wegens een overtreding begaan met een motorvoertuig die tot een verval van het recht tot sturen kan leiden en de schuldige sinds minder dan twee jaar houder is van het rijbewijs B.

Het eerste lid is niet van toepassing op artikel 38, § 1, 2°, in geval van een verkeersongeval met enkel lichtgewonden.

Het eerste lid is niet van toepassing op de overtredingen van de tweede graad, zoals bedoeld in artikel 29, § 1.

§ 6. De rechter moet het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig van ten minste drie maanden uitspreken en het herstel van het recht tot sturen afhankelijk maken van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid, wanneer de schuldige, in de periode van drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één of meer van de overtredingen bedoeld in de artikelen 29, § 1, eerste lid, 29, § 3, derde lid, 30, §§ 1, 2 en 3, 33, §§ 1 en 2, 34, § 2, 35, 37, 37bis, § 1, 48, 62bis of artikel 22 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen opnieuw wordt veroordeeld voor één van deze overtredingen.

Wanneer de schuldige binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis, waarin toepassing is gemaakt van het eerste lid, en dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de in het eerste lid bedoelde overtredingen, opnieuw veroordeeld wordt voor één of meer van deze overtredingen, bedraagt het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig ten minste zes maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid.

Wanneer de schuldige binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis, waarin toepassing is gemaakt van het tweede lid, en dat in kracht van gewijsde is gegaan voor één van de in het eerste lid bedoelde overtredingen, opnieuw veroordeeld wordt voor één of meer van deze overtredingen, bedraagt het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig ten minste negen maanden en is het herstel van het recht tot sturen afhankelijk van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in § 3, eerste lid.


§ 7. De rechter is niet verplicht om het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig uit te spreken en het herstel in het recht tot sturen afhankelijk te maken van examens of onderzoeken, indien de overtreding werd begaan met een voertuig dat niet in aanmerking komt voor de vervallenverklaring.

§ 8. De examens en onderzoeken waarvan het herstel in het recht tot sturen afhankelijk wordt gemaakt, bedoeld in dit artikel, zijn niet van toepassing in de volgende gevallen:

1° indien de vervallenverklaarde niet voldoet aan de door de Koning bepaalde voorwaarden om een Belgisch rijbewijs te kunnen verkrijgen;

2° wanneer een levenslang verval van het recht tot sturen als straf is uitgesproken.


Artikel 42

Verval van het recht tot sturen moet uitgesproken worden wanneer, naar aanleiding van een veroordeling of opschorting van straf of internering wegens overtreding van de politie over het wegverkeer of wegens een verkeersongeval te wijten aan het persoonlijk toedoen van de dader, de schuldige lichamelijk of geestelijk ongeschikt wordt bevonden tot het besturen van een motorvoertuig.

De uitspraak van dit verval is mogelijk in elke graad van veroordeling, ongeacht wie het rechtsmiddel heeft ingesteld.

De duur van het verval van het recht tot sturen is afhankelijk van het bewijs dat betrokkene niet meer ongeschikt is om een motorvoertuig te besturen.

Artikel 44

Hij die wegens lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van het recht tot sturen vervallen is verklaard, kan, na minstens zes maanden te rekenen van de dag van de uitspraak van het vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, een herziening vragen via een aan het openbaar ministerie gericht verzoekschrift voor het gerecht dat het verval heeft uitgesproken. Tegen de uitspraak van dit gerecht staat geen hoger beroep open.

Wordt het verzoek afgewezen dan kan geen nieuw verzoek worden ingediend voordat een termijn van zes maanden te rekenen van de datum van de afwijzing, is verstreken.


Artikel 45

Behalve in geval van artikel 37/1, (vanaf 1 juli 2018 worden de woorden "eerste lid" opgeheven), of als hij het herstel in het recht tot sturen afhankelijk maakt van het slagen voor een of meer van de in artikel 38, § 3, vermelde examens en onderzoeken, kan de rechter het verval van het recht tot sturen beperken tot de categorieën van voertuigen die hij aangeeft overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de Koning krachtens artikel 26.

Wanneer de overtreding met een motorvoertuig werd begaan, moet het verval ten minste betrekking hebben op de categorie van voertuigen waarmee de overtreding die aanleiding heeft gegeven tot verval, werd begaan.

Artikel 48

Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met geldboete van 500 euro tot 2 000 euro of met een van die straffen alleen en met het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaar of levenslang, wordt gestraft, hij die:

1° een voertuig of een luchtschip bestuurt, een rijdier geleidt of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, spijts het tegen hem uitgesproken verval;

2° een motorvoertuig bestuurt van de categorie bedoeld in de beslissing van vervallenverklaring of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, zonder het voorgeschreven onderzoek met goed gevolg te hebben ondergaan.

De gevangenisstraffen en geldboeten worden verdubbeld bij herhaling binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 51

Tijdelijke immobilisering en verbeurdverklaring van het voertuig kunnen eveneens bevolen worden binnen de perken bepaald in artikel 50 :

1° in geval van veroordeling wegens overtreding van artikel 33, wanneer de eigenaar van het voertuig dat misdrijf uitgelokt heeft of het geduld heeft;

2° in geval van veroordeling wegens overtreding van artikel 32 of van artikel 49, wanneer het verval van het recht tot sturen tegen de bestuurder met toepassing van artikel 38 §1, 5° of § 2, wegens overtreding van artikel 48 is uitgesproken.

3° in geval van veroordeling wegens overtreding van de artikelen 30, § 3, 34, § 2, 35, 36, 37bis, 48, of 58.

4° in geval van een veroordeling wegens overtreding van artikel 37/1, (vanaf 1 juli 2018 worden de woorden “tweede lid” vervangen door de woorden "§4").

Artikel 55

§ 1. Het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs kan onmiddellijk ingetrokken worden :

1° in de gevallen bedoeld in artikel 60, §§ 3, 4 en 4bis, en 61ter, § 1;

2° indien de bestuurder de vlucht neemt om zich aan de dienstige vaststellingen te onttrekken;

3° indien het verkeersongeval, dat klaarblijkelijk aan een zware fout van de bestuurder te wijten is, aan een ander ernstige verwondingen of de dood heeft veroorzaakt;

4° indien de bestuurder of de persoon die hem begeleidt met het oog op de scholing, vervallen is verklaard van het recht tot het besturen van een motorvoertuig van de categorie van het voertuig dat hij gebruikt;

5° indien de bestuurder een van de speciaal door de Koning aangewezen overtredingen bedoeld in artikel 29 van de tweede, derde of vierde graad heeft begaan of indien de bestuurder de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 20 kilometer per uur heeft overschreden binnen een bebouwde kom, zone 30, schoolomgeving, woonerf of erf of indien de bestuurder de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden;

6° indien de bestuurder een overtreding heeft begaan van artikel 62bis;

7° indien de geldigheid van het rijbewijs van de bestuurder beperkt is tot motorvoertuigen die uitgerust zijn met een alcoholslot en de bestuurder een motorvoertuig bestuurt dat niet uitgerust is met een alcoholslot of niet voldoet aan de voorwaarden van het omkaderingsprogramma;

8° indien de bestuurder een overtreding bedoeld in artikel 406, derde lid, van het Strafwetboek heeft begaan.

Indien de bestuurder, in de gevallen bedoeld onder 1° of 4°, begeleid wordt met het oog op de scholing, kan het rijbewijs waarvan de begeleider houder is, onmiddellijk ingetrokken worden.

Onmiddellijke intrekking wordt bevolen door de procureur des Konings. Onmiddellijke intrekking kan echter alleen door de procureur-generaal bij het hof van beroep worden gelast indien de feiten tot de bevoegdheid van een dezer hoven behoren.

§ 2. In afwijking van de vorige paragraaf, kan tevens indien de bestuurder de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 20 kilometer per uur heeft overschreden binnen een bebouwde kom, zone 30, schoolomgeving, woonerf of erf of indien de bestuurder de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden of in het geval bedoeld in artikel 60, § 3, en 61ter, § 1, de onmiddellijke intrekking worden bevolen door de officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings.

De officier van gerechtelijke politie deelt de betrokkene mee dat hij, overeenkomstig artikel 56, de mogelijkheid heeft de procureur des Konings of in voorkomend geval de procureur-generaal, de teruggave van zijn rijbewijs te vragen.

De officier van gerechtelijke politie bezorgt onmiddellijk het procesverbaal van zijn beslissing aan het openbaar ministerie, met de eventuele vermelding van de verklaringen van de houder van het rijbewijs.

§ 3. De bestuurder of de persoon die hem begeleidt, bedoeld in de bepalingen van paragraaf 1, eerste lid, 1°, of tweede lid, is gehouden zijn rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs in te leveren op verzoek van de politie, na vordering van de procureur des Konings of in voorkomend geval van de procureur-generaal die de intrekking heeft bevolen of in het geval bedoeld in paragraaf 2, na de beslissing van de officier van gerechtelijke politie. Doet hij dit niet, dan kan het bevoegd openbaar ministerie de inbeslagneming van het document bevelen.

In het geval bedoeld in paragraaf 1, deelt de politie aan de betrokkene mee welk openbaar ministerie de intrekking van het rijbewijs heeft bevolen.

Artikel 56

Het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs mag door het openbaar ministerie dat de intrekking ervan heeft bevolen of het bevoegde openbaar ministerie ingeval van toepassing van artikel 55, § 2, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de houder, teruggegeven worden.

Het moet worden teruggegeven :

1° na vijftien dagen, behalve indien de politierechtbank de termijn heeft verlengd;

2° na het verstrijken van de door de politierechtbank verlengde termijn;

3° indien de rechter geen verval van het recht tot sturen uitspreekt;

4° indien de rijbewijshouder die niet voldoet aan de door de Koning bepaalde voorwaarden om een Belgisch rijbewijs te kunnen verkrijgen, het grondgebied verlaat.

Artikel 61

Ieder persoon aan wie het rijverbod bedoeld in artikel 60 is opgelegd, moet op verzoek van de politie het rijbewijs, of het als zodanig geldend bewijs waarvan hij houder is, afgeven voor de duur van het rijverbod.

Wanneer de afgifte niet dadelijk kan gebeuren of wanneer de persoon aan wie het verbod is opgelegd niet verplicht is houder te zijn van een rijbewijs of van een als zodanig geldend bewijs, wordt het voertuig of het rijdier dat hij bestuurde of daartoe aanstalten maakte, op zijn kosten en risico, ingehouden.

Na het verstrijken van de in artikel 60 bedoelde termijn wordt het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs niet teruggegeven indien artikel 55 wordt toegepast.

Artikel 61quinquies

§ 1.
Wanneer de geldigheid van het rijbewijs beperkt is tot het besturen van motorvoertuigen uitgerust met een alcoholslot bedoeld in artikel 37/1, (vanaf 1 juli 2018 worden de woorden : "eerste lid" opgeheven), voldoet de bestuurder aan de in de §§ 2 tot 4 bepaalde voorwaarden.

§ 2. Het voertuig beschikt over een systeem dat het verhindert te starten wanneer het systeem bij de bestuurder een alcoholconcentratie vaststelt die ten minste 0,09 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht bedraagt.

§ 3. Tijdens de periode waarvoor de geldigheid van het rijbewijs beperkt is tot motorvoertuigen die uitgerust zijn met een alcoholslot voldoet hij aan de voorwaarden van het omkaderingsprogramma bepaald door de Koning.

§ 4. De bestuurder neemt de kosten van de installatie en het gebruik voor zijn rekening evenals de kosten van het omkaderingsprogramma.

Artikel 65

§ 1. Bij het vaststellen van een der speciaal door de Koning aangewezen overtredingen van deze wet en van de reglementen uitgevaardigd op grond van deze wet kan, indien het feit geen schade aan derden heeft veroorzaakt, en met instemming van de overtreder, een som geheven worden, hetzij onmiddellijk, hetzij binnen een door de Koning bepaalde termijn, of een opleiding voorgesteld worden volgens de door de Koning bepaalde modaliteiten. In geval van overtreding van artikel 34, § 3, wanneer de ademanalyse een alcoholconcentratie meet van ten minste 0,09 milligram en minder dan 0,22 milligram per liter uitgeademde lucht, is het voorstel tot inning van een som volgens dezelfde voorwaarden verplicht.

Het bedrag van deze som, dat niet hoger mag zijn dan het maximum van de geldboete die op die overtreding staat, vermeerderd met de opdeciemen, alsook de nadere regels inzake heffing worden door de Koning bepaald.

De ambtenaren en beambten die tot een der door de Koning bepaalde categorieën behoren en door de procureur-generaal bij het Hof van beroep daartoe individueel zijn gemachtigd, zijn belast met de toepassing van dit artikel en van de ter uitvoering ervan genomen maatregelen.

§ 2. Door betaling of na het volgen van de opleiding vervalt de strafvordering, tenzij het openbaar ministerie binnen een maand, te rekenen van de dag van de betaling of de dag waarop de opleiding werd beëindigd, de betrokkene kennis geeft van zijn voornemen die vordering in te stellen. De kennisgeving geschiedt bij een ter post aangetekende brief; zij wordt geacht te zijn gedaan de eerste werkdag na de dag van afgifte ter post.

§ 3. Indien de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en de voorgestelde som niet onmiddellijk betaalt, of wanneer kan worden vastgesteld dat er op zijn naam nog een som openstaat zoals bedoeld in § 1 of op grond van artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of van een bevel tot betalen bedoeld in artikel 65/1, moet hij aan de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren of beambten een som in consignatie geven bestemd om de eventuele geldboete te dekken.

Bij het vaststellen van een van de speciaal door de Koning aangewezen overtredingen, moet hij aan de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren of beambten een som in consignatie geven bestemd om de eventuele geldboete te dekken.

Het bedrag van de som die in consignatie moet worden gegeven en de nadere regels inzake heffing, worden door de Koning bepaald.

Het door de overtreder bestuurde voertuig wordt op zijn kosten en risico ingehouden tot deze som betaald is en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn of, indien dit niet gebeurt, gedurende zesennegentig uren te rekenen vanaf de vaststelling van de overtreding of vanaf de vaststelling van niet-betaling van de som bedoeld in het tweede lid. Bij het verstrijken van deze termijn mag de inbeslagneming van het voertuig bevolen worden door het openbaar ministerie.

Een bericht van inbeslagneming wordt binnen de twee werkdagen aan de eigenaar van het voertuig gezonden.

Het risico en de kosten voor het voertuig blijven tijdens de duur van het beslag ten laste van de overtreder.

Het beslag wordt opgeheven nadat het bewijs geleverd werd dat de som die in consignatie moet worden gegeven en de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald werden.

§ 4. Leidt de strafvordering tot veroordeling van de betrokkene :

1° dan wordt de geheven of in consignatie gegeven som toegerekend op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten en op de uitgesproken geldboete; het eventueel overschot wordt terugbetaald;

2° dan wordt, indien het voertuig in beslag genomen werd bij het vonnis bevolen dat de Administratie van de Domeinen het voertuig moet verkopen indien de geldboete en de gerechtskosten niet binnen een termijn van veertig dagen vanaf de uitspraak van het vonnis betaald werd; deze beslissing is uitvoerbaar niettegenstaande elk rechtsmiddel.

De opbrengst van de verkoop wordt toegerekend op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten, op de uitgesproken geldboete en op de eventuele bewaringskosten van het voertuig; het eventueel overschot wordt terugbetaald.

§ 5. In geval van vrijspraak wordt de geheven of in consignatie gegeven som of het in beslag genomen voertuig teruggegeven; de eventuele bewaringskosten van het voertuig vallen ten laste van de Staat.

In geval van voorwaardelijke veroordeling wordt de geheven of in consignatie gegeven som teruggegeven na aftrek van de gerechtskosten; het in beslag genomen voertuig wordt teruggegeven nadat de gerechtskosten betaald zijn en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn.

§ 6. In geval van toepassing van artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering wordt de geheven som toegerekend op de door het openbaar ministerie vastgestelde som en wordt het eventuele overschot terugbetaald.

§ 7. De in consignatie gegeven som of het in beslag genomen voertuig worden teruggegeven wanneer het openbaar ministerie beslist geen vervolging in te stellen of wanneer de strafvordering vervallen of verjaard is.

§ 8. De bepalingen van dit artikel gelden niet wanneer de overtreding wordt begaan door een van de personen bedoeld in de artikelen 479 en 483 van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 65/1

§ 1.
Wanneer de in artikel 216bis, § 1, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde geldsom niet binnen de bepaalde termijn wordt betaald, kan de procureur des Konings aan de overtreder een bevel geven tot betalen van de op deze overtreding toepasselijke geldsom, verhoogd met 35 % en desgevallend met de bijdrage voor het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders. De procureur des Konings bepaalt op welke wijze de betaling geschiedt.

De betaling moet gebeuren binnen een termijn van dertig dagen volgend op de dag van ontvangst van het bevel.

Dit bevel wordt per aangetekende zending, per gerechtsbrief of overeenkomstig artikel 32ter van het Gerechtelijk Wetboek verstuurd aan de overtreder en bevat ten minste :

1° de dagtekening;

2° de ten laste gelegde feiten en de geschonden wetsbepalingen;

3° de datum, het tijdstip en de plaats van de overtreding;

4° de identiteit van de overtreder;

5° het nummer van het proces-verbaal;

6° het bedrag van de te betalen geldsom;

7° de dag waarop de som uiterlijk moet worden betaald;

8° de wijze waarop en de termijn waarbinnen het beroep kan worden ingesteld, alsook de bevoegde politierechtbank.

Het bevel tot betalen wordt geacht te zijn ontvangen de derde werkdag na de dag van de afgifte van de aangetekende zending of gerechtsbrief aan de post.

§ 2. De overtreder of diens advocaat kan binnen de dertig dagen volgend op de dag van ontvangst van het bevel tot betalen beroep aantekenen bij de bevoegde politierechtbank. Het beroep wordt ingesteld bij een verzoekschrift dat neergelegd wordt op de griffie van de bevoegde politierechtbank of bij een aangetekende zending of via elektronische post die aan de griffie worden verzonden. In die laatste gevallen geldt de datum van verzending van de aangetekende zending of van de elektronische post als datum waarop het verzoekschrift werd ingediend.

Het verzoekschrift wordt met redenen omkleed en houdt keuze van woonplaats in België in, indien de verzoeker er zijn woonplaats niet heeft. Op straffe van onontvankelijkheid vermeldt het verzoekschrift het nummer van het proces-verbaal.

Het verzoekschrift wordt ingeschreven in het daartoe bestemde register.

De verjaring van de strafvordering wordt geschorst vanaf de dag dat het verzoekschrift wordt ingediend, tot de dag van het definitieve vonnis.

De overtreder wordt binnen een termijn van dertig dagen vanaf de inschrijving in het daartoe bestem-de register door de griffier per gerechtsbrief of per aangetekende zending opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt. De griffier zendt een kopie van het verzoekschrift over aan de procureur des Konings en deelt hem de datum van de zitting mee.

De griffier deelt onverwijld de definitieve beslissing inzake de ontvankelijkheid van het beroep mee aan de procureur des Konings.

Indien het beroep ontvankelijk wordt verklaard, wordt het bevel tot betalen als niet bestaande beschouwd.

§ 3. Op basis van de informatie die door de griffier wordt meegedeeld, zoals bepaald in paragraaf 2, stelt de procureur des Konings of de door hem aangestelde parketjurist een lijst op met niet-betaalde bevelen tot betalen die invorderbaar zijn.

§ 4. De procureur des Konings of de door hem aangestelde parketjurist, verklaart de in paragraaf 3 bedoelde lijsten met de bevelen tot betalen uitvoerbaar. Deze lijsten vormen de uitvoerbare titel.

De gegevens op deze lijsten die door de procureur des Konings of onder zijn toezicht, op een gepaste informatiedrager worden geregistreerd en bewaard, evenals hun leesbare weergave, hebben dezelfde bewijskracht als de originele gegevens.

§ 5. De procureur des Konings geeft opdracht aan de administratie, die binnen de Federale Over-heidsdienst Financiën bevoegd is voor de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen om de geld-sommen opgenomen in de in paragraaf 3 bedoelde lijst in te vorderen, volgens de regels van toepas-sing op de gedwongen tenuitvoerlegging van strafrechtelijke geldboeten, met inbegrip van het vereen-voudigd derdenbeslag bedoeld in artikel 101 van het Algemeen Reglement op de gerechtskosten in strafzaken.

§ 6. De invordering gebeurt op basis van een uittreksel uit de in paragraaf 3 bedoelde lijst, opgemaakt door de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de invordering.

De overhandiging door deze ambtenaren aan de gerechtsdeurwaarder van een uittreksel, met ver-melding van de datum van uitvoerbaarverklaring van de lijst, geldt als volmacht voor alle tenuitvoer-leggingen.

§ 7. De Koning kan de wijze regelen waarop men dient te handelen voor het opmaken en de kennis-geving van de lijsten en de kwijtschriften.

§ 8. Als de overtreder aantoont dat hij geen kennis heeft kunnen nemen van het bevel tot betalen bin-nen de in paragraaf 2 bedoelde termijn om beroep in te dienen, kan hij dit beroep alsnog indienen binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de dag waarop hij van dit bevel kennis heeft gekre-gen of volgend op de eerste daad van invordering van de geldsom door of op vervolging van de bevoegde administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën. De in paragraaf 2 bedoelde bepalingen zijn van toepassing.

In dat geval is de verjaring van de strafvordering geschorst vanaf de dag waarop het bevel tot betalen van rechtswege uitvoerbaar is geworden tot de dag waarop de overtreder het beroep indient.

§ 9. De artikelen 49 en 96 van het Strafwetboek en de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2004, zijn op deze procedure van toepassing.

§ 10. Wanneer de administratie die binnen de Federale Overheidsdienst Financiën bevoegd is voor de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen, de in paragraaf 1 bedoelde geldsom niet kan invor-deren binnen een termijn van drie jaar na de ontvangst van de lijst met bevelen tot betalen, deelt zij dit mee aan de procureur des Konings. De procureur des Konings beveelt onverwijld de schorsing van het recht tot sturen in hoofde van de overtreder van een motorvoertuig en deelt dit mee aan de overtreder.

Deze schorsing van het recht tot sturen bedraagt :

a) acht dagen wegens het overschrijden van de maximumsnelheid met hoogstens 20 km/per uur en hoogstens 10 km/per uur in een bebouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, erf of woonerf, en voor de overtredingen van de eerste graad bedoeld in artikel 29, §§ 1 en 2;

b) vijftien dagen wegens het overschrijden van de maximumsnelheid met meer dan 20 km/per uur en hoogstens 30 km/per uur en met meer dan 10 km/per uur en hoogstens 20 km/per uur in een be-bouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, erf of woonerf, en voor overtredingen van de tweede graad bedoeld in artikel 29, §§ 1 en 2;

c) één maand wegens het overschrijden van de maximumsnelheid met meer dan 30 km/per uur en hoogstens 40 km/per uur en met meer dan 20 km/per uur en hoogstens 30 km/per uur in een be-bouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, erf of woonerf, in geval van overtreding van artikel 34, § 2, en voor overtredingen van de derde graad bedoeld in artikel 29, §§ 1 en 2.

Elke schorsing gaat in de vijfde dag na die waarop het openbaar ministerie de kennisgeving aan de overtreder heeft gedaan. Zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen zijn in deze termijn niet in-begrepen.

Indien er lastens de veroordeelde meerdere schorsingen zijn, kan het openbaar ministerie deze na de kennisgeving opeenvolgend laten ingaan.

De Koning bepaalt de formaliteiten die moeten worden vervuld met betrekking tot de uitvoering van de schorsing van het recht tot sturen.

Indien de overtreder toch het geheel van het bedrag van het bevel tot betalen betaalt vooraleer de schorsing van kracht is, zal er geen schorsing van het recht tot sturen worden uitgevoerd.

Artikel 67bis

Wanneer een overtreding van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten is begaan met een motorvoertuig, ingeschreven op naam van een natuurlijke persoon, en de bestuurder bij de vaststelling van de overtreding niet geïdentificeerd werd, wordt vermoed dat deze is begaan door de houder van de kentekenplaat van het voertuig.

De houder van de kentekenplaat kan dit vermoeden weerleggen door met elk middel te bewijzen dat hij niet de bestuurder was op het ogenblik van de feiten. In dat geval is hij ertoe gehouden om de identiteit van de onmiskenbare bestuurder kenbaar te maken, behalve wanneer hij diefstal, fraude of overmacht kan bewijzen.

De politierechtbank van de plaats waar de overtreding, bedoeld in het eerste lid, is gepleegd, is bevoegd.
       
Artikel 67ter

Wanneer een overtreding van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten is begaan met een motorvoertuig, ingeschreven op naam van een rechtspersoon, en de bestuurder bij de vaststelling van de overtreding niet geïdentificeerd werd, zijn de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de rechtspersoon in rechte vertegenwoordigt, ertoe gehouden de identiteit van de onmiskenbare bestuurder op het ogenblik van de feiten mee te delen of, indien zij die niet kennen, de identiteit van de persoon die verantwoordelijk is voor het voertuig, behalve wanneer zij diefstal, fraude of overmacht kunnen bewijzen.

De mededeling moet gebeuren binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de datum waarop de vraag om inlichtingen werd verstuurd.
Indien de persoon die verantwoordelijk is voor het voertuig niet de bestuurder was op het ogenblik van de feiten moet hij eveneens, op de wijze hierboven vermeld, de identiteit van de onmiskenbare bestuurder meedelen.

De rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de rechtspersoon in rechte vertegenwoordigt als houder van de kentekenplaat of als houder van het voertuig, zijn ertoe gehouden de nodige maatregelen te nemen om aan deze verplichting te voldoen.

De politierechtbank van de plaats waar de overtreding werd gepleegd die aanleiding heeft gegeven tot de toepassing van dit artikel, is bevoegd.

Wanneer de overtreding evenwel werd begaan met een motorvoertuig ingeschreven op naam van een rechtspersoon die de gebruikelijke bestuurder in de Kruispuntbank Voertuigen heeft laten registreren, wordt de gebruikelijke bestuurder gelijkgesteld met de houder van de kentekenplaat en is artikel 67bis van toepassing.


Artikel 68

De strafvordering die het gevolg is van een overtreding van deze wet alsmede van de ter uitvoering ervan vastgestelde besluiten, verjaart door verloop van twee jaar te rekenen van de dag waarop de overtreding is begaan; deze termijn bedraagt evenwel drie jaar te rekenen van de dag waarop de overtreding is begaan voor overtredingen van artikel 30, § 1 en §3, 33, 34, § 2, 35 en 37bis, § 1, 1° en 4° tot 6°. (vanaf 1 juli 2018 : wordt dat : 37/1, § 4, 37bis, § 1, 1° en 4° tot 6°, en 48").

« Laatst bewerkt op: zondag 18 maart 2018 - 18:35:39 door bert.covens »
Ik heb geen auto, ik heb zelfs geen bewijs om ermee te mogen rijden, maar ik heb nog nooit een vrouw horen klagen dat ik te laat gekomen ben. Dat vinden ze meestal leuk, een man die meer dan zeven minuten over de rit doet.   Jeroen Boone

Offline bert.covens

  • Meer dan expert
  • *****
  • Berichten: 4.690
  • Geslacht: Man
  • May we ? Mais oui !
Re: Ook de wegverkeerswet verandert ingrijpend
« Reactie #2 Gepost op: zondag 18 maart 2018 - 19:13:09 »
Het alcoholslot is al langer voorzien in de verkeerswetgeving.  De maatregel die erin bestaat om verplicht een alcoholslot te installeren, werd evenwel tot op heden zelden of nooit opgelegd door de rechters.  Nu wil de wetgever blijkbaar nog strenger (laten) optreden tegen alcohol in het verkeer.  De wetgever wil rechters in bepaalde gevallen verplichten zo'n alcoholslot te laten plaatsen.

Mààr : er is -zoals zo vaak- ook nu weer een achterpoortje.  Mits een goede motivatie, kàn een rechter afwijken van die verplichting afwijken.

Nu ben ik dus benieuwd : gààn ze het daadwerkelijk verplichten ?  Of gaan ze eerder geneigd zijn daarvan af te wijken, door goed te motiveren waarom ze het niet doen ?

Ik heb hier altijd zo'n beetje een dubbel gevoel bij.  Enerzijds begint de wetgever de witte krijtlijnen waarin de rechter zijn vonnis kan uitspreken almaar krapper te maken.  Aldus wordt de vrijheid van een rechter om een vonnis eerder milder / eerder strenger uit te spreken stevig beknot.  Straks hebben we enkel nog een rechter nodig om te oordelen over de schuldvraag, en spuugt een voorgeprogrammeerde computer meteen na een veroordeling een standaard vonnis uit.  Anderzijds merk je steeds vaker dat rechters gebruik maken van welbepaalde (wettelijk voorziene) achterpoortjes, omdat ze hiaten zien in welbepaalde wetteksten en strafbepalingen.

De wetgever die het vonnis van rechters almaar vaker in een bepaalde richting wil pushen versus rechters die almaar vindingrijker worden om daar tóch van af te wijken middels wettelijk voorziene achterpoortjes .....
Ik heb geen auto, ik heb zelfs geen bewijs om ermee te mogen rijden, maar ik heb nog nooit een vrouw horen klagen dat ik te laat gekomen ben. Dat vinden ze meestal leuk, een man die meer dan zeven minuten over de rit doet.   Jeroen Boone

Offline bert.covens

  • Meer dan expert
  • *****
  • Berichten: 4.690
  • Geslacht: Man
  • May we ? Mais oui !
Re: Ook de wegverkeerswet verandert ingrijpend
« Reactie #3 Gepost op: maandag 19 maart 2018 - 14:53:37 »
Nog eventjes een verduidelijking hier en daar :

Artikel 406 van het Strafwetboek

08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867
Artikel 406
[Met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar] wordt gestraft hij die kwaadwillig het verkeer op de spoorweg, de weg, de binnenwateren of op zee belemmert door enige handeling die een aanslag uitmaakt op de verkeerswegen, de kunstwerken of het materieel, of door enige andere handeling die het verkeer met of het gebruik van vervoermiddelen gevaarlijk kan maken of die ongevallen kan veroorzaken bij het gebruik van of het verkeer met die vervoermiddelen.
Buiten de gevallen van het vorige lid wordt met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden, en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro] gestraft hij die kwaadwillig het verkeer op de spoorweg, de weg, de binnenwateren of op zee belemmert door enig voorwerp dat een belemmering voor het verkeer met of voor het gebruik van vervoermiddelen uitmaakt.
Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] wordt gestraft hij die, door enige andere handeling, kwaadwillig het verkeer dat gaande is op de spoorweg of op de weg, belet.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 2 W. 7 juni 1963 (B.S., 15 juni 1963), gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9) en bij art. 70 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).


Artikel 419 van het Strafwetboek :

08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867
Artikel 419
Hij die onopzettelijk iemands dood veroorzaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot duizend [euro].
[Wanneer de doding het gevolg is van een verkeersongeval dan bedraagt de gevangenisstraf drie maanden tot vijf jaar en de geldboete 50 euro tot 2000 euro.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9) en bij art. 28 W. 20 juli 2005 (B.S., 11 augustus 2005), met ingang van 31 maart 2006 (art. 1 K.B. 22 maart 2006 (B.S., 27 maart 2006 (tweede uitg.))).


Artikel 420 van het Strafwetboek :

08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867
Artikel 420
Indien het gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg alleen slagen of verwondingen ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft [met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden] en met geldboete van vijftig [euro] tot vijfhonderd [euro] of met een van die straffen alleen.
[Wanneer de slagen of verwondingen het gevolg zijn van een verkeersongeval dan bedraagt de gevangenisstraf acht dagen tot een jaar en de geldboete 50 euro tot 1000 euro.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 1 W. 31 maart 1936 (B.S., 19 april 1936) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9) en bij art. 29 W. 20 juli 2005 (B.S., 11 augustus 2005), met ingang van 31 maart 2006 (art. 1 K.B. 22 maart 2006 (B.S., 27 maart 2006 (tweede uitg.))).
Ik heb geen auto, ik heb zelfs geen bewijs om ermee te mogen rijden, maar ik heb nog nooit een vrouw horen klagen dat ik te laat gekomen ben. Dat vinden ze meestal leuk, een man die meer dan zeven minuten over de rit doet.   Jeroen Boone

Offline jozef

  • Administrator
  • Meer dan expert
  • *****
  • Berichten: 12.597
  • Geslacht: Man
  • Viva Bavaria !
Re: Ook de wegverkeerswet verandert ingrijpend
« Reactie #4 Gepost op: maandag 19 maart 2018 - 15:55:21 »
Ik heb hier altijd zo'n beetje een dubbel gevoel bij.  Enerzijds begint de wetgever de witte krijtlijnen waarin de rechter zijn vonnis kan uitspreken almaar krapper te maken.  Aldus wordt de vrijheid van een rechter om een vonnis eerder milder / eerder strenger uit te spreken stevig beknot.  Straks hebben we enkel nog een rechter nodig om te oordelen over de schuldvraag, en spuugt een voorgeprogrammeerde computer meteen na een veroordeling een standaard vonnis uit.  Anderzijds merk je steeds vaker dat rechters gebruik maken van welbepaalde (wettelijk voorziene) achterpoortjes, omdat ze hiaten zien in welbepaalde wetteksten en strafbepalingen.

De wetgever die het vonnis van rechters almaar vaker in een bepaalde richting wil pushen versus rechters die almaar vindingrijker worden om daar tóch van af te wijken middels wettelijk voorziene achterpoortjes .....

Er vinden in België alsmaar meer initiatieven plaats die getuigen van een gebrek aan respekt voor de scheiding der machten. De meeste wetgevende voorstellen komen niet van de wetgevende macht (het parlement), doch van de uitvoerende macht (de regering). Deze laatste probeert aldus alsmaar meer de soevereiniteit van de rechterlijke macht (de rechtbanken) te ondermijnen. Dit is een gevaarlijke aantasting van een fundament van een democratie.
"Ich misstraue Menschen, die Hunde nicht mögen. Aber ich traue jedem Hund, der Menschen nicht mag."

Offline bert.covens

  • Meer dan expert
  • *****
  • Berichten: 4.690
  • Geslacht: Man
  • May we ? Mais oui !
Re: Ook de wegverkeerswet verandert ingrijpend
« Reactie #5 Gepost op: dinsdag 20 maart 2018 - 20:59:49 »
Een klein voorbeeldje van deze wetgeving :

Artikel 30

§ 1.
Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van 200 euro tot 2000 euro of met één van deze straffen alleen:

2° een motorvoertuig bestuurt zonder de voorwaarden of de beperkingen, vermeld op het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs, onder meer in de vorm van codes, na te leven, onverminderd de toepassing van eventuele specifieke bepalingen vervat in deze wet;


Neem ik als voorbeeld een bestuurder die de code 0101 op zijn rijbewijs heeft staan.  Dwz : verplicht een bril dragen tijdens het rijden.  Betrokkene draagt inmiddels contactlenzen ipv een bril, maar beseft niet dat hij/zij daarvoor een àndere code op het rb nodig heeft : 
* ofwel code 0102 : contactlenzen.
* ofwel code 0106 : bril of contactlenzen.

Whoops .... als déze chauffeur nu mét contactlenzen ipv een bril betrapt wordt, terwijl de code op het rijbewijs nog niet aangepast is naar 0102 of 0106 ....  Een onachtzaamheid of onwetendheid die wel érg akelige gevolgen kan hebben .....

En ik ben er zeker van, dat er véél bestuurders zich in deze situatie bevinden zonder het te beseffen.
Ik heb geen auto, ik heb zelfs geen bewijs om ermee te mogen rijden, maar ik heb nog nooit een vrouw horen klagen dat ik te laat gekomen ben. Dat vinden ze meestal leuk, een man die meer dan zeven minuten over de rit doet.   Jeroen Boone

Offline bert.covens

  • Meer dan expert
  • *****
  • Berichten: 4.690
  • Geslacht: Man
  • May we ? Mais oui !
Re: Ook de wegverkeerswet verandert ingrijpend
« Reactie #6 Gepost op: woensdag 21 maart 2018 - 14:27:49 »
Iets of wat schematisch wordt dan als volgt :

artikel 34, § 2,
of artikel 35 in geval van dronkenschap of
of in geval van artikel 36


==> de rechter KAN een alcoholslot opleggen (veroordeelde kan kiezen om ofwel een alcoholslot te laten plaatsen ofwel kiezen voor een feitelijk verval)
==> + Boete.  In voorkomend geval, KAN de rechter beslissen om de onkosten voor het alcoholslot, af te trekken van het boetebedrag (zonder dat de boete minder dan 1 euro bedraagt)
==> De rechter KAN bijkomend een vervallenverklaring uitspreken, en eventueel herstelexamens opleggen met het oog op het terugkrijgen van het rijbewijs


vanaf 1,8 promille (0,78 mg/l UAL)

==> in principe een alcoholslot VERPLICHT voor minimaal 1 tot 3 jaar of levenslang (veroordeelde kan kiezen om ofwel een alcoholslot te laten plaatsen ofwel kiezen voor een feitelijk verval)
==> + Boete.  De rechter kan beslissen om de onkosten voor het alcoholslot, af te trekken van het boetebedrag (zonder dat de boete minder dan 1 euro bedraagt)
==> de rechter kan eventueel besluiten om géén alcoholslot op te leggen, mits hij die beslissing motiveert
==> de rechter kan een vervallenverklaring uitspreken, en eventueel herstelexamens opleggen met het oog op het terugkrijgen van het rijbewijs


zware recidive, dwz 2x minstens 1,2 promille (2x minstens 0,50 mg/l UAL)

==> de rechter MOET een alcoholslot opleggen.  Géén uitzondering meer mogelijk !  (veroordeelde kan kiezen om ofwel een alcoholslot te laten plaatsen ofwel kiezen voor een feitelijk verval)
==> + Boete. De rechter kan beslissen om de om de onkosten voor het alcoholslot, af te trekken van het boetebedrag (zonder dat de boete minder dan 1 euro bedraagt)
==> Bijkomend minimaal 3 maand vervallen verklaard uit het recht een motorvoertuig te besturen + 4 herstelexamens met het oog op het terugkrijgen van het rijbewijs.


Opgelet :

Wie niet voldoet aan het omkaderingsprogramma
Wie een alcoholslot opgelegd krijgt, én toch een motorvoertuig bestuurt dat niet is uitgerust met een alcoholslot

riskeert :

* een gevangenisstraf van 15 dagen tot 2 jaar, en een geldboete van 500 euro tot 2.000 euro (of 1 van die straffen alleen)
* + een vervallenverklaring uit het recht een motorvoertuig te besturen voor een periode die ten minste even lang is als de periode waarin de geldigheid van het rijbewijs werd beperkt

« Laatst bewerkt op: woensdag 21 maart 2018 - 14:41:25 door bert.covens »
Ik heb geen auto, ik heb zelfs geen bewijs om ermee te mogen rijden, maar ik heb nog nooit een vrouw horen klagen dat ik te laat gekomen ben. Dat vinden ze meestal leuk, een man die meer dan zeven minuten over de rit doet.   Jeroen Boone