Uit de stand van een snelheidsmeter na een verkeersongeval kunnen en mogen nooit conclusies getrokken worden. Na een analyse van een ongeval kwam meermaals aan het licht dat de stand van de snelheidsmeter niet overeenstemde met de werkelijk gereden snelheid.
Verschillende deskundigen hebben zich daarover al boos gemaakt. Onlangs nog op een forum van brandweer en politiediensten.
"Het voertuig heeft "x" km/u gereden want de snelheidsmeter stond op......." is volledig foutief.
Trouwens, deze foutieve conclusies zijn ook al bewezen op de meerdaagse cursussen inzake ongevalreconstructies en analyses. Net zoals DNA onderzoek zeer nuttig kan zijn bij ongevallen.
Uit een cursus ongevallenonderzoek :
De botsingssnelheden worden uiteraard bepaald aan de hand van de "gevolgen" van de botsing (die gekwantificeerd worden). Die "gevolgen" bestaan niet alleen uit schade aan de voertuigen maar evenzeer uit een koersverstoring. De bewegingsenergie vóór botsing wordt in de botsing slechts ten dele omgezet in deformatie-energie (schade). De rest van de bewegingsenergie vóór botsing wordt in de uittredetrajecten afgebouwd. In die uittredetrajecten nà botsing wordt meestal zelfs het grootste deel van de bewegingsenergie vóór botsing gedissipeerd.
De uitlooptrajecten van de voertuigen na botsing (tussen botsingsplaats en hun eindpositie) zijn van wezenlijk belang voor de berekening van de botsingssnelheden. Vandaar dat niet alleen de eindposities van de voertuigen moeten gekend zijn - die worden steevast opgetekend door de verbalisanten - maar dat ook de botsingsplaats moet gekend zijn.
Ter info :
Sedert ca. 1995 vinden in de analyse van verkeersongevallen gesofisticeerde computerprogramma’s, die een verkeersongeval kunnen simuleren, ingang.
Er kan bijvoorbeeld verwezen worden naar de simulatieprogramma’s CARAT (Duitsland - dr. ing. H. BURG) en PC-CRASH (Oostenrijk - dr. Steffan). Die programma’s worden meestal gebruikt in een "voorwaarts-analyse", hetgeen inhoudt dat de ongevaldeskundige de botsingspositie van de betrokken voertuigen, samen met hun technische gegevens (zoals afmetingen en gewicht, ligging zwaartepunt, lading,...), ingeeft in het programma, tevens per voertuig een botsingssnelheid (in grootte en richting) ingeeft, en dan het programma het ongeval laat simuleren. De botsingspositie, die ingegeven wordt, dient opgemaakt uit de sporen (ongevalschets), vandaar het belang van juist opgetekende ongevalschetsen en sporen, en uit het schadebeeld (schadefoto’s). Technische gegevens van de voertuigen en hun vorm worden meestal uit databanken geplukt.
Wanneer de botsingssnelheden nagenoeg correct werden ingevoerd in het programma, bereiken de voertuigen in de simulatie een eindstand, die min of meer overeenstemt met de werkelijke eindstand, zoals opgetekend door de verbalisanten. En dit geldt als beoordelingscriterium. Tevens moeten een aantal controleparameters, die men mee krijgt als resultaat van de simulatie, zoals bijvoorbeeld de EES-waarden van de schade op de voertuigen, realistische waarden aannemen. Men krijgt in die simulaties het ongevalverloop in tekenfilm op het scherm en zelfs driedimensionale voorstellingen zijn daarbij mogelijk.
Het is zelfs mogelijk bij de simulatie een camera, als waarnemer, in een voertuig te plaatsen op de bestuurdersplaats om bijvoorbeeld na te gaan in een vermijdbaarheidanalyse hoeveel seconden vóór botsing het andere voertuig van om een hoek waarneembaar werd.