Het woord "forfait" wordt in dit verband in twee betekenissen gebruikt.
Een werknemer mag, voor de berekening van zijn belastbaar inkomen, van zijn beroepsinkomen de kosten aftrekken die hij gemaakt heeft om dit beroepsinkomen te verwerven. Hij heeft daarbij de keuze: ofwel geeft hij de werkelijke kosten op (auto, boeken, cursussen, enz.), ofwel neemt hij genoegen met een forfait, dat inderdaad stijgt met het inkomen (het werkt met schalen).
Kiest hij ervoor om zijn werkelijke kosten op te geven, dan dient hij voor de auto een forfait van 0,15 Euro per km toe te passen. Het gaat hierbij uiteraard slecht om de kilometers die de auto gereden heeft voor de verplaatsing tussen de woning en de werkplaats. De fiscus voert hierbij controles uit. Geregeld gaan beambten van Financiën bijvoorbeeld de kentekenplaten noteren van de auto's die op een parking voor carpoolers staan. Dit om te vermijden dat bijvoorbeeld 4 mensen die elke dag samen met één auto naar het werk rijden, toch een aangifte zouden doen alsof ze elk met zijn eigen wagen elke dag naar het werk rijden.
De accijnzen verlagen zou deze doelstelling niet kunnen verwezenlijken. Aan de pomp betaalt iedereen evenveel accijnzen. Later kunnen enkel diegenen die de auto gebruiken om ermee te gaan werken, enkel de daarvoor afgelegde kilometers in rekening brengen als bedrijfskosten.