"Dit reglement" slaat inderdaad enkel op het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg (in de omgangstaal "het verkeersreglement" of "de wegcode" genoemd), dat één van een hele reeks uitvoeringsbesluiten is van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer (in de omgangstaal "de verkeerswet" genoemd).
Uit artikel 5 blijkt dat de verkeerslichten en verkeerstekens (= verkeersborden en wegmarkeringen) moeten in acht genomen worden wanneer deze regelmatig zijn naar de vorm, voldoende zichtbaar zijn, en overeenkomstig de voorschriften van het verkeersreglement zijn aangebracht, dus ook als ze niet in overeenstemming zijn met het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 houdende de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens (een ministerieel besluit, en meer nog een ministeriële omzendbrief, is sowieso ondergeschikt aan een koninkllijk besluit, dat op zijn beurt ondergeschikt is aan de wet waarvan het een uitvoeringsbesluit is).
Het verkeersreglement dankt dan ook zijn rechtsgeldigheid aan artikel 1 van de verkeerswet:
De Koning stelt de algemene reglementen vast betreffende de politie over het verkeer op de wegen van voetgangers, van middelen van vervoer te land en dieren, alsmede van de middelen van vervoer per spoor die de openbare weg gebruiken.
[...]
Wat betreft artikel 7.1 van het verkeersreglement: de inhoud daarvan werd een aantal jaren geleden gewijzigd, waarbij men evenwel nagelaten heeft om artikel 59.12 dienovereenkomstig aan te passen (getuige hiervan het feit dat artikel 59.12 nog verwijst naar het rijkswachtpersoneel, dat toen al lang niet meer bestond).
Desondanks maken een aantal politiebeambten hiervan misbruik om te beweren dat, wanneer hun opdracht het rechtvaardigt, het hele verkeersreglement voor hen niet meer zou gelden. Ze zouden aldus bijvoorbeeld hun voertuig op een overweg parkeren net vóór er daar een trein tegen hoge snelheid aankomt, of met drie naast elkaar tegen 200 km/h mogen spookrijden op het spitsuur op een autosnelweg.
De elementaire logica die de betrokken politiebeambten, gezien hun zeer gering IQ, daarbij ontgaat, is dat, als geen enkel artikel van het verkeersreglement voor hen nog zou gelden als hun opdracht het rechtvaardigt, dan ook artikel 59.12, dat hen volgens hen ontslaat van het gehele verkeersreglement, niet meer zou gelden.