Dit is een Belgisch wetsvoorstel dat ooit werd ingediend.
Lees ook de belachelijke afstand van 30 meter op snelwegen en 2X2 met middenberm.
WETSVOORSTEL SENAAT 2007/2008
--------------------------------------------------------------------------------
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 18 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 september 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) de bepaling onder 18.2 wordt vervangen als volgt :
« 18.2. Bij normaal doorgaand verkeer en tenzij de voorligger remt of juist vóór, tijdens of na een manoeuvre, moeten de bestuurders van voertuigen op de autosnelwegen en op de openbare wegen verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor iedere rijrichting, voor zover de rijrichtingen anders dan door wegmarkeringen gescheiden zijn, onderling een afstand houden van ten minste 30 meter. »;
B) de bepaling onder 18.3 wordt opgeheven.
4 december 2007.
Anke VAN DERMEERSCH.
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 13 juni 2005 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1239/1 - 2004/2005).
Het niet-houden van een veilige afstand tot het voertuig dat vooraan rijdt, is tegenwoordig een van de hoofdoorzaken van zware ongevallen. Bijna wekelijks worden we op onze autosnelwegen geconfronteerd met een of meer motorvoertuigen die ondanks dat ze in dezelfde richting rijden, op elkaar botsen. Gehaastheid, onachtzaamheid en agressief rijgedrag leiden ertoe dat de afstand tussen voertuigen krimpt tot een gevaarlijke marge. Het minste voorval op de openbare weg heeft dan catastrofale gevolgen. Bovendien maken bestuurders die zich door de te dichtbijrijdende achterligger geïntimideerd voelen snel fouten door instinctmatige en ongecontroleerde manoeuvres.
De artikelen 10.1, 2º, en 18 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg en in extenso de artikelen 2, 1, 3º, en 3, 1, 6º, van het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen in uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, bepalen te beperkt het in acht nemen van een veiligheidsafstand tussen de voertuigen. Afgezien van vrachtwagens op bruggen, buiten de bebouwde kommen en voor konvooien (artikel 18.1 tot 18.3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975) is de veiligheidsafstand niet specifiek in de wet ingeschreven. Het is de bedoeling van dit wetsvoorstel de veiligheidsafstand in de wet uit te breiden tot alle voertuigen die gebruikmaken van de autosnelwegen. Het is evident dat bij fileverkeer, bij het remmen van de voorligger of bij het invoegen van het eigen voertuig of van een voorligger, de bepaling omtrent de veiligheidsafstand niet van toepassing is.
Een ondubbelzinnig definiëren van de veiligheidsafstand tussen voertuigen — en de controle erop — heeft ook tot gevolg dat de veiligheid en goede doorstroming bij het invoegen van voertuigen op de snelweg gegarandeerd wordt, ook wanneer vrachtwagens verplicht worden het eerste baanvak te gebruiken. De controle op de veiligheidsafstand is technisch mogelijk door vaststaande en mobiele meettoestellen of door vergelijking met op vaste afstand van elkaar staande ijkingspunten op de openbare weg, zoals de witte onderbroken streep en verlichtingspalen.