Citaat Inazuma,
"15.2. De bestuurder moet, bij het kruisen een voldoende zijdelingse afstand laten en, zo nodig, naar rechts uitwijken.
De bestuurder, waarvan het doorrijden belemmerd wordt door een hindernis of door de aanwezigheid van andere weggebruikers, moet vertragen en, zo nodig, stoppen om de tegemoetkomende weggebruikers doorgang te verlenen."
De vraag is natuurlijk of voertuigen die buiten de rijbaan geparkeerd staan, achter de denkbeeldige rand van de rijbaan, in de parkeerstrook al dan niet verdeeld in parkeervakken een hindernis vormen of een hindernis zouden mogen vormen.
Want als deze auto's een hindernis vormen is er duidelijk iets verkeerd bij het gebruik van de denkbeeldige rand.
Als die auto's op de rijbaan zouden staan klopt die redenering.
Maar door een denkbeeldige rand aan te brengen wordt de rijbaan gewoon smaller gemaakt, met of zonder geparkeerde auto's.
Bij het opstellen van dit artikel werd geen rekening gehouden met het misbruik ervan om alternerend de rijbaan te versmallen door middel van deze langsmarkering.
Je krijgt dan een rijbaan die zigzag loopt.
En dan kan je je natuurlijk afvragen wie voorrang heeft.
Want de bestuurder die uiterst rechts tegen de denkbeeldige rand rijdt heeft niet meer of minder rechten dan de bestuurder die de uiterst rechts tegen de werkelijke rand rijdt.
Hiermee zitten de meeste wegbeheerders in de knoop en daarom brengen ze bewust alternerende parkeerstroken aan met de verkeerde wegmarkering.
Deze zogezegde parkeerstroken voldoen dus niet aan de wetgeving waardoor je zou kunnen stellen dat de auto's die er in staan nog altijd op de rijbaan staan en aldus wel een hindernis vormen.
Zo werkt dat in Vlaanderen. De rechter zal oordelen.
Ze zouden dit bewust misbruik dan weer op zijn beurt eventueel kunnen rechtzetten door het plaatsen van B19/B21.
Maar waar zijn ze in godsnaam toch mee bezig.
In ieder geval kan je niet zomaar stellen dat de bestuurder aan de kant van de geparkeerde auto's voorrang moet verlenen aan de tegenliggers.